Jos de Haes (1920-1974) studeerde in 1942 af als klassiek filoloog in Leuven en vertaalde teksten uit het Grieks, onder meer van Sofokles en Pindaros. Na een korte periode als leraar in Jette ging hij in 1947 als commentator aan de slag bij het NIR (de latere VRT), waar hij in 1961 diensthoofd werd van de literaire en dramatische uitzendingen.
De Haes publiceerde zijn eerste gedichten onder de titel ‘De diepe wortel’ in 1941 in de bundel Aanhef, waar ook andere schrijvers aan meewerkten. In 1942 volgde zijn eerste eigen bundel Het andere wezen. Na de oorlog verschenen van hem Ellende van het woord (1946) en Gedaanten (1954), waarmee hij zich als dichter definitief vestigde. Zijn poëzie is nogal gesloten, waardoor hij nooit een groot publiek bereikte. In zijn gedichten primeren gevoelens van onmacht, falen en schuldgevoel. Motieven zoals de zondeval, bestraffing en wraak ondersteunen dit pessimistische wereldbeeld.
Een reis naar Griekenland in 1956 gaf inspiratie voor Reisbrieven uit Griekenland (1957) en de gedichtencyclus ‘Delphi’ in Azuren holte (1964). De Haes zat in de redactie van de tijdschriften Podium en Dietsche Warande en Belfort, en publiceerde er ook gedichten en recensies. Verder schreef hij essays, bijvoorbeeld over Richard Minne, en stelde hij met Hubert van Herreweghen in de jaren 1966-1973 bloemlezingen samen voor het Davidsfonds over poëzie gepubliceerd in Nederlandse tijdschriften. In 1974 en 1986 verschenen zijn Verzamelde gedichten, maar pas in de derde uitgave uit 2004 is zijn hele oeuvre te vinden.
De Haes werd voor zijn poëzie geregeld bekroond: voor Gedaanten ontving hij in 1955 de Arkprijs van het Vrije Woord, en de Guido Gezelleprijs. Azuren holte kreeg in 1965 de Poëzieprijs van de provincie Brabant, de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies en de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie.
In het archief van Jos de Haes in het Letterenhuis zijn veel sporen van zijn literaire creaties te vinden: notities, eerste versies van gedichten op losse vellen en in schriftjes, handschriften van gedichten uit Azuren holte, de typoscripten van zijn vertalingen van Sofokles en van lezingen en artikelen voor tijdschriften.