Witte besognes, zwart bloed. Over 'De nikkers' van Piet van Aken (1959)
door Hugues Makaba Ntoto
De nikkers van Piet van Aken is een opmerkelijk boek dat in 1959 de barsten in het koloniale project zichtbaar maakte. Van Aken torpedeert met zijn roman niet alleen het administratieve apparaat, maar maakt vooral, door het gitzwarte machiavellisme van zijn personages bloot te leggen, komaf met de mythe van de beschavende kolonisatie en de blanke godvrezende weldoener. Het is, anders gezegd, een Congoroman die poogt te vertellen wat kolonialisme vooral níet is.
De nikkers is een vreemde eend in de bijt van Congoromans en in het oeuvre van de auteur. Van Aken (1920-1984) inspireerde zich voor de roman op de staking van 1941 in Elisabethville door arbeiders van Union Minière. Hij trof hierover een dossier aan in de archieven van het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV): een waardevolle vondst voor de auteur, aangezien hij er niet in slaagde om voor dit boek een reisbeurs naar Congo te verkrijgen. Net als in zijn eerdere werken speelt het boek zich deels af in het arbeidersmilieu, maar krijgt het door de situering in de kolonie een raciale implicatie. Van Aken raakt door het verhaal heen ook zijdelings aan aspecten van het koloniale systeem zoals de contradictorische positie van évolués, de verbanning naar werkkampen van vermeende agitators en de kwestie van gemengde relaties.
Het boek is het relaas van administrateur Robert Meersman en diens beleving van de stakingsactie in Belleville bij de Kasambajimijn. Door de Tweede Wereldoorlog stijgen ook in Congo de kosten van het levensonderhoud. Hierdoor zijn de werkkrachten genoodzaakt om een loonsverhoging te vragen. Meersman beschouwt zichzelf als een stroman van de koloniale administratie. Hij werkt namelijk op het lokale districtskantoor waar hij de transit naar een strafkamp voor oproerkraaiers verzorgt. Ondanks zijn betrekking heeft Meersman een vrij goede verstandhouding met de lokale bevolking, vooral omdat hij de taal ietwat beheerst. Meersman rapporteert aan commissaris Dreesen en provinciegouverneur Clausen. Met deze laatste kan Meersman het niet vinden. Tien jaar eerder koos Meersmans toenmalige geliefde Elly voor Clausen omdat ze wist dat die het ver(der) zou schoppen. Clausen trouwde met Elly, maar blijft toch gebeten op Meersman, omdat die zich niet laat knechten. Clausen is er namelijk ook op uit om ooit gouverneur-generaal te worden maar vermoedt ook dat Meersman uit is op wraak. Hoewel Meersman hiërarchisch zijn mindere is, ziet Clausen hem daarom als iemand die zijn plannen zou kunnen dwarsbomen. Die vrees blijkt dan ook terecht maar versterkt alleen maar de haat die Meersman voelt voor Clausen. Die concurrentiedrift tussen Clausen en Meersman vormt het leidmotief van het verhaal.
Van Aken slaagt er goed in om fictie en werkelijkheid met elkaar te verbinden. Hij doet dat aan de hand van informatie uit de archieven van het ABVV. In 2018 schreef de socioloog en historicus Ludo De Witte over het bloedbad van Elisabethville precies 77 jaar na de feiten. Hij geeft een gedetailleerde beschrijving van de gebeurtenissen aan de hand van een reconstructie in Travail forcé pour le cuivre et pour l'or van de voormalige koloniale ambtenaar en historicus Jules Marchal uit 1999. Marchals tekst is op zijn beurt deels gebaseerd op het dagboek van Amour Maron, gouverneur van Katanga tijdens de oorlogsperiode. Deze reconstructie, die De Witte aanvult met informatie uit zijn persoonlijke archief, laat zien hoe dicht bij de werkelijkheid De nikkers staat, zelfs al zijn Meersman en Clausen fictieve personages.
De bekommernissen van de lokale bevolking spelen zich af op de achtergrond, maar zijn tegelijkertijd van wezenlijk belang voor de bittere strijd tussen Meersman en Clausen. Beide mannen zien immers in de stakingsactie vooral een opportuniteit om de ander te nekken, ongeacht de gevolgen. Meersmans kennis van de taal en zijn positie geven hem evenwel een voordeel ten opzichte van Clausen. Wanneer een aantal vrouwen aan het districtskantoor protesteert tegen de deportatie van hun mannen, zinspeelt Meersman tijdens een toespraak op de verantwoordelijkheid van gouverneur Clausen. Dat herhaalt zich ook later in het voetbalstadion waar de stakingsactie plaatsvindt en Meersman opnieuw de menigte subtiel opstookt tijdens een toespraak, terwijl Clausen erop aandringt om de militairen op de massa af te sturen. Een escalatie volgt waardoor de staking in een bloedig fiasco eindigt, waarbij tal van zwarte mensen het leven laten. De nacht daarop zijn Clausen en zijn echtgenote het slachtoffer van een vergeldingsactie waar Meersman getuige van is. Hij grijpt niet in en kijkt toe hoe gouverneur Clausen in zijn wagen door vuur wordt verteerd. Wanneer hij later het levenloze lichaam van Elly langs de weg ziet liggen, kijkt hij emotieloos toe.
Vanaf de eerste bladzijde is het vrijwel onmogelijk om sympathie op te brengen voor Meersman omwille van zijn rauwe misprijzen voor de zwarte bevolking: ‘De ogen van Edward waren bol en wit en enigszins dwaas en vol valse onschuld zoals de ogen van alle nikkers plegen te zijn, zelfs wanneer ze je wantrouwen als de pest.’ Het koloniale geweld is niet alleen fysiek, maar evenzeer verbaal en psychologisch. Bovendien wordt het gelegitimeerd door het schrikbeeld van ‘de nikker’. Meersman gebruikt de term om de haverklap in zijn beschrijving van de zwarte mensen met wie hij in contact komt. Hun levens blijken in zijn ogen betekenisloos.
Meersman is zich wel bewust van de willekeur waarmee de koloniale administratie de lokale bevolking behandelt en toont zich op zeldzame momenten begripvol voor hun situatie. ‘Ik voelde mijn maag samenkrampen, zoals altijd wanneer de weinige scrupules die ik heb uit hun sluimer wakker schieten’, denkt Meermans wanneer hij Edward Malele, een vertegenwoordiger van de stakers, informeert over de arrestatie van Dominique, een evolué die als klerk werkt voor Meersman.
Dat hij een oneervolle man is, weet Meersman. Dat blijkt ook uit hoe hij Catherine behandelt, een métisse van Congolese en Griekse afkomst. Omdat ze aanvankelijk niet inging op zijn avances, stuurde Meersman haar naar een strafkamp. Daar werd Catherine mishandeld en verkracht, en ontdekte ze dat in het koloniale systeem haar gemengde afkomst en Europese bloed haar geen bescherming boden. Als métisse heeft zij wel een hoger status dan zwarten in de raciale pikorde, maar haar status is precair aangezien ze in de ogen van de kolonisator minderwaardig blijft. Rassenvermenging is volgens de koloniale doctrine immers verwerpelijk. Meersman zal haar uiteraard nooit vertellen dat hij de persoon is die haar naar het strafkamp stuurde met als doel haar geest te breken en haar dichter tot hem te brengen. Hij verklaart verliefd te zijn op Catherine, maar wil haar slechts lichamelijk en psychologisch veroveren. Meersman belichaamt zo de perversiteit van het systeem. Zijn zwarte medemensen zijn slechts pionnen die hij sluw en naar eigen goeddunken gebruikt.
De andere witte personages rondom Meersman tonen zich evenmin bekommerd om de erbarmelijke situatie van de zwarte bevolking. Van Aken is onverbiddelijk, er is in dit boek geen plaats voor idealisme of naïviteit. Het koloniale apparaat handelt in eigenbelang en dat geldt ook voor de radertjes in het systeem, van de onbenullige ambtenaar tot de machtsgeile provinciegouverneur. Door hun zelfzucht lijken Meersman en zijn nevenpersonages selectief blind voor wat er speelt bij de bevolking. Zo stelt Levasseur, de directeur van de mijn, tijdens een meeting met Meersman, Clausen en andere functionarissen, dat er geen onenigheid is in de fabriek omdat er geen reden toe is. Hij verzet zich dan ook hevig tegen een inmenging van de gouverneur en militaire ordediensten.
Van Aken confronteert de lezer meermaals met de brutaliteit van het koloniale systeem. De functie van dat geweld is uiteraard om de dominante positie van de kolonisator te waarborgen. Deze dynamiek van onderdrukking komt onder meer tot uitdrukking in een procedurele afhandeling van het leed dat is veroorzaakt door het koloniale bewind. Van Aken illustreert dat in de ijzingwekkende nasleep van de schietpartij. Meersman is in deze slothoofdstukken verantwoordelijk voor de afhandeling van het ‘incident’. Hij moet erop toezien dat de overledenen zo snel mogelijk onder de grond verdwijnen. Van Aken schuwt de gruwel niet en beschrijft in detail de weg die de lijken afleggen van het mortuarium tot het massagraf, waar een groep gevangenen de opdracht krijgt om ze te begraven.
De nikkers is een bijzonder ongemakkelijk boek. De apathie van de witte hoofdpersonages en de ellende van de zwarte bevolking op de achtergrond wekken absoluut geen prettige gevoelens op. Niet dat dat een vereiste is om een boek vast te nemen. Wel is Van Aken onbevreesd in zijn schrijven en kritisch voor de hele koloniale onderneming en de verwerpelijke handelingen en denkpatronen die dat systeem aanmoedigt. Maar wat betekent dit alles voor een zwarte lezer, voor iemand die in de ogen van Meersman een ‘nikker’ is? Het was een geruststelling te ontdekken dat De nikkers geen roman is over het zwarte ras. De afstotelijke titel van dit roman verwijst naar een idee van de zwarte mens, zoals dat door de koloniale structuur in het leven is geroepen om de kolonisator te onderscheiden van de Afrikaan. In werkelijkheid komt er geen enkele ‘nikker’ in deze roman voor, want ‘de nikker’ bestaat alleen in de verbeelding van het koloniale bestel. Echt zijn de verzuchtingen van de arbeiders die vooral als brandstof voor de vertelling dienen. Maar Van Aken geeft hen en andere zwarte personages zelden een stem. Een gemiste kans, omdat deze personages, en vooral de mensen van vlees en bloed die de gebeurtenissen uit het boek werkelijk meemaakten, ongetwijfeld wél een hoop koesterden die universeel is: de mogelijkheid om een menswaardig en vrij leven te leiden. Deze waarheid ontbreekt in dit relaas.
Het lijkt alsof dat de auteur belemmerd is door de geldende wereldorde van zijn tijd en hierdoor ondanks zijn bedoelingen zich niet geheel kan onttrekken aan de invloedsfeer van de koloniale ideologie. Net zoals de meeste auteurs van koloniale romans, houdt Van Aken zijn zwarte medemens op een zekere afstand. Slechts zijn leed en ondergeschikte positie tegenover de koloniale machthebber verlenen een oppervlakkig inzicht in zijn leven. Zijn bestaan is afhankelijk van en staat ook in dienst van deze verwikkeling. Mijns inziens is de roman hierdoor ondanks zijn kritische toon weinig bevrijdend. Omdat het verbeelden van een antikoloniale stellingname slechts het topje van de ijsberg is. Zowel voor de auteur als de lezer is een ruimer denkbeeld dat de literaire verbeelding bevrijdt van opgelegde barrières onontbeerlijk. In deze démarche schuilt de essentie van de antikoloniale roman. Maar het gaat ook om meer dan slechts een literaire kwestie. Mijn kritiek is een zaak die het heden en de toekomst aanbelangt, waar we allen het juk van hardnekkige koloniale denkstructuren afwerpen.
Zeker is dat de auteur pertinente vragen stelt over de bestaansredenen van het koloniaal-kapitalistische systeem en de brutaliteit/terreur die ermee gepaard gaat. Dat doet hij niet om aan te tonen dat zwarte mensen beter zouden zijn, maar eerder om duidelijk te maken dat de mens in se een kleingeestig en imperfect wezen is. Dit is een gegeven dat ingaat tegen het koloniale ideaal, tegen het geloof in de blanke overheersing en superioriteit. Op die manier wordt duidelijk dat de zogenaamd heroïsche missie om de volkeren van Afrika te ‘civiliseren’ onverdedigbaar is, omdat het namelijk voortvloeit uit een leugen. Deze leugen fileert Van Aken in zijn roman met personages als Meersman, die heroïsche en morele kwaliteiten ontberen.
De nikkers is ontegensprekelijk een roman waarin een antikoloniaal discours valt te herkennen. Enerzijds door de keuze om het verhaal te verbinden aan een gruwelijke en onverdedigbare gebeurtenis, maar ook door koloniale personages die helemaal niets beschaven, maar eerder zelf elke vorm van beschaving verliezen door de koloniale structuur waarin ze moeten werken en uiteindelijk ‘gedeciviliseerd’ zijn. Met die term typeert Aimé Césaire namelijk in Discours sur le colonialisme (1950) het effect van de koloniale ideologie op de kolonist. Hij is gedoemd om zich over te geven aan impulsen als begeerte, geweld en raciale haat. Evenals Césaire lijkt Van Aken niet te geloven in de onschuld van de kolonie, of dat het mogelijk is om straffeloos te koloniseren: een beschaving die koloniseert of kolonisatie rechtvaardigt is in essentie een zieke samenleving.
Hoewel Van Aken nooit in Congo is geweest, schreef de auteur met De nikkers een uitstekende Congoroman. Het is in dit geval zelfs een (literaire) zegen dat de auteur zich beroept op historische bronnen. Een vraag die het boek oproept, is wat voor een roman Van Aken zou hebben geschreven als hij tot in Congo geraakt was. Zou hij de koloniale ideologie dan ook op de rooster hebben gelegd? Niet dat het boek leest als een afrekening met de heersende orde van zijn tijd, maar Van Aken toont in dit werk weinig sympathie voor de rechtvaardiging van de koloniale ideologie. De auteur veroordeelt noch legitimeert, maar durft door zijn karakterstudie een scherp beeld te scheppen van de menselijke driften die als smeerolie dienen voor het dagdagelijkse koloniale beleid. Voortschrijdend inzicht of niet, De nikkers leest als een krachtig pleidooi voor meer diepgravende en pijnlijke introspectie in het genre van de Congoroman.
Biografie Hugues Makaba Ntoto
Hugues Makaba Ntoto (31) is schrijver, journalist, fotograaf en kunstcriticus. Zijn werk verscheen in Model View Culture, RifRaf, Sir Magazine, Gazet van Antwerpen, DeStandaard, Rekto:Verso en KVS (online). Zijn publicaties focussen op cultuur in de breedste zin van het woord, gaande van thema’s als muziek, internetcultuur, videogames, tot identiteit. Hugues is geboren in Kinshasa (D.R. Congo), maar groeide op in Antwerpen. Hij studeerde tussen 2008 en 2012 Journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Vandaag woont en werkt Hugues in Brussel.