Overslaan en naar de inhoud gaan

Felix Timmermans en 'Pallieter'

door Lies Galle

Het nonneken aan wier arm ik voortstrompelde, zei me, om me pleizier te doen, een rijmpje op, dat als op een open hand de essentie van mijn ontluiking liet zien:  

    “Zoowel van buiten en van binnen 
    gaat er een nieuw geluk beginnen.” 
[…] 
Het was de Lente die openberstte, de eerste verroering van het leven der aarde. 
[…] 
En de drang om mij te uiten waste en welde naar boven.  
Seffens vond ik wat. Ik zou de natuur bezingen heel het jaar door; een lyrisch dagboek houden van de wolken en de vruchten, van de waterkens en de boomen en van alles wat er op de velden roert en staat.

Aan het woord is hier schrijver Felix Timmermans (1886-1947). In zijn essay Mijn rommelkas (1922) vertelt hij hoe Pallieter, het hoofdpersonage uit de gelijknamige roman (1916), voor het eerst in zijn hoofd echt tot leven kwam. De levensgenieter en vrijbuiter en een van de populairste romanpersonages in Vlaanderen ontstond in februari 1911, toen Timmermans herstelde van een ingreep met complicaties in een ziekenhuiskamer in Lier. 

Felix Timmermans: Pallieter,  hs. in potlood

De jonge Timmermans was een getalenteerde, beloftevolle kunstenaar, die bij zijn vader in een Lierse kanthandel werkte. Hij dweepte – zoals wel meer artistieke jongeren – met het occulte, met de dood en mystiek. Dat weerspiegelde zich in zijn werk: hij was net gedebuteerd met de verhalenbundel Schemeringen van de dood (1910). Begin 1911 moest de jonge schrijver voor een routineoperatie naar het ziekenhuis, maar dat liep bijna fout af. Dat veranderde zijn blik op het leven, en hij wilde vanaf toen het leven zelf bezingen. 

Op slag kreeg ik van de dood genoeg. Erover spreken en sjauwelen dat is literatuur, dat is als spreken over een leeuwenjacht die men nooit gezien heeft. Maar zich door haar rats in uw ogen voelen staren, dat is géén literatuur! En het grote wonder gebeurde. 

Timmermans had door die ervaring de inspiratie gevonden voor zijn nieuwe boek, hij voelde de levenslust, maar daarmee was het verhaal van Pallieter nog niet geschreven. Het betekende de start van een intens creatief proces, dat zeker vier jaar duurde, en grotendeels ’s avonds na het werk plaatsvond. De bovengenoemde inspiratie werd in een plan en inhoudstafels gegoten, en zodoende ontstonden een soort raamwerk en fragmenten waaruit de afzonderlijke hoofdstukken groeiden. Een definitieve schikking van die hoofdstukken gebeurde bij het schrijven. Want het was schaven, schrappen en herschrijven. Timmermans wist: ‘kill your darlings’ – om het verhaal harmonieus te houden durfde hij hele pagina’s te schrappen die hij op zichzelf best ‘schitterend’ vond. 

Alleen al van het eerste hoofdstuk zijn wel tien varianten bewaard. 

Een fragment waarin hij Pallieter eerst een verleden gaf, sneuvelde bijvoorbeeld volledig. Dat begon zo: 

Alvorens Pallieter in en om zijn buitenhuis “Reinaart de Vos” zijn leutig leven begon, woonde hij in het bedrijvige kruideniersstadje en schreef er tegen heug en meug op een licht èn donkeren bureel van een koopman in vodden en beenen, oud ijzer en konijnenvellekens.

De lente die ein-de-lijk aanbreekt, en Pallieter die in zijn blootje die lente en de Nete induikt: dát werd het eerste hoofdstuk; de beschrijving van ‘Een fijne morgend in de Mei’, zoals het hoofdstuk heet. Maar door het schrijven van de geschrapte proloog had hij het personage in zijn verbeelding wel verder uitgediept, wat ongetwijfeld van pas kwam bij het schrijven van de rest van het boek.

Marieke Janssens en Felix Timmermans

Hij bleef dagelijks, in de avonduren, aan de tekst schaven, en las soms stukken voor aan vrienden die hem commentaar gaven: architect, kunstschilder en boezemvriend Flor van Reeth, de vrijgevochten Reimond Kimpe die hem regelmatig op sleeptouw nam, of vriend Gustaf van der Hallen, de eerste met wie hij zijn plannen voor Pallieter had gedeeld. Na een tijdje voegde zich bij die meelezers ook Marieke Janssens, actrice, en bovendien het meisje op wie hij verliefd was. Pallieters geliefde heette eerst Marleentje, maar die naam veranderde in het manuscript. Ook Pallieter werd verliefd op een ‘Marieke’. 

Is Pallieter het alter ego van Timmermans? In Mijn rommelkas tekende de schrijver daarover op: 

Hoe dikwijls heeft men verwacht van mij een Pallieter. Doch ik ben Pallieter niet, in verre na niet. Eens heb ik verlangen gehad een Pallieter te zijn, een schuimend, gelukkig verlangen, en dat verlangen heb ik uitgeschreven in een boek.

Dat Timmermans een vrolijk, onbezorgd, verliefd personage creëerde dat zich weinig aantrok van de mening van anderen, is een verlangen uit het leven gegrepen. De jonge Felix Timmermans maakte niet enkel en alleen een vederlichte tijd door: hij durfde zijn familie niet op de hoogte te brengen van zijn nieuwe liefde. Hij kwam uit een rijk burgergezin, Marieke allesbehalve. Verlangen en smart lopen door elkaar in hun brieven. En al die tijd bleef hij hard werken en verwoed doorschrijven aan zijn Pallieter

Op 23 november 1911 meldde hij aan vriend Flor van Reeth: Och Flor, ik ook ben gezeten in facturen en pailletten tot over de kop, maar als ik er dan een momentje uit stelen kan, dan smaak ik er de quintessencie van en slibbert mijn ziel van de deugd [...]. Ik heb U veel te vertellen, over dingen die ik U niet kan schrijven, want gij zoudt erover terugschrijven en ons moederke mag het nog niet weten. Pas dus op. Pallieter gaat wat langzaam vooruit, maar daarom niet te slechter hoop ik. 

Uiteindelijk kwam hun liefde aan het licht. Timmermans ruilde het ouderlijke huis voor een Liers pensionnetje. Een paar maanden later, in september 1912, zou hij met Marieke trouwen. Hij had een hechte band met zijn familie, maar liet zich duidelijk niet de wet voorschrijven. Samen met Marieke begon hij een eigen kant- en snoepwinkel in Lier, en ook als schrijver kwam hij ondertussen aan de kost. 

Felix Timmermans: Pallieter, hs. (v5)

Tijdens Timmermans’ verblijf in het Lierse pension had de eerste kopij voor Pallieter zijn definitieve plooi gekregen. In april 1912 durfde de schrijver zijn schrift met de tekst – geredigeerd en overgepend in net handschrift door vriend Gustaf van der Hallen – voor te leggen aan de befaamde Nederlandse dichter (en redactiesecretaris van De Nieuwe Gids) Willem Kloos. Daarover vertelde Kloos later: 

Ik maakte het natuurlijk met veel belangstelling open, en zag dat het het eerste begin was van een prozaverhaal, waarboven “Pallieter” stond. […] [N]a een noodzakelijk, maar kort uitstel, ging ik het inzien, in de verwachting een iets meer dan gewoon aardig-naïef, dan een frisch-gemoedelijk Zuid-Nederlandsch verhaal te gaan genieten, maar spoedig werk ik mij bewust, dat deze eerste bladzijden naar heel iets anders heenwezen, zooals de verdere gedeelten die ik achtereenvolgens ontving, dan ook volkomen waar voor mij hebben gemaakt. En ik plaatste dus allergraagst want alles er van volledig bewonderend, het heele boek in De Nieuwe Gids […].

In augustus 1912 verscheen de eerste aflevering van de roman in De Nieuwe Gids in Nederland. Na het hoofdstuk over de lente zou de rest van Pallieters jaar nog volgen. Pallieter verscheen in 28 hoofdstukken in het tijdschrift, het laatste in het augustusnummer van 1914. 

Meteen daarna slaagde Timmermans erin een contract te sluiten met de Nederlandse uitgeverij P.N. van Kampen om Pallieter als boek uit te geven. Timmermans wou daarvoor het manuscript weer onder handen nemen. Maar de Eerste Wereldoorlog brak uit en dat vertraagde het hele proces. Timmermans vluchtte naar Kortrijk (met manuscript!) en keerde een maand later terug in een verwoest Lier en een geplunderde winkel. Pas een zomer later, in 1915, hadden de uitgever en Timmermans opnieuw contact. Het was niet evident om vanuit het bezette België naar het neutrale Nederland post te verzenden en omgekeerd, laat staan om het manuscript en de drukproeven uit te wisselen. Maar kijk, weer een zomer later, eind juni 1916, was Timmermans’ romandebuut eindelijk in druk.  

Timmermans’ jarenlange geploeter was de moeite waard geweest. Het verhaal werd door de lezers bij de voorpublicatie in De Nieuwe Gids al op prijs gesteld, maar de boekuitgave in de donkere oorlogsmaanden van 1916 werd pas echt een weergaloos succes. Na die eerste uitgave gingen maar liefst één miljoen exemplaren over de toonbank, en dan tellen we de vertalingen nog niet mee. 

Timmermans’ uitgever verwoordde het zo: 

Het was een droeve, sombere tijd – en opeens kwam daar een vrolijke, levenslustige man opdagen, in een idyllisch landschap van melk en honing! Hij stak de mensen een hart onder de riem en daar waren zij hem dankbaar voor. 

Felix Timmermans: voordracht over het ontstaan van Pallieter

Maar Pallieter was meer dan dat. Het was niet alleen een vrolijke streekroman, populair tot ver na de eerste verschijningsdatum. Het was ook een gedurfde, modernistische roman, een originele en nieuwe stem in het literaire landschap in Vlaanderen. Of, in de woorden van literatuurprofessor Kevin Absillis: ‘Veel meer dan een tijdelijke vlucht uit de harde werkelijkheid was Pallieter een pleidooi voor een radicaal nieuw begin. En dat pleidooi zou dus ook na de Grote Oorlog niet aan dovemansoren zijn gericht’. 

 

Deze tekst is gebaseerd op:  

Felix Timmermans, Uit mijn rommelkas. Rond het ontstaan van Pallieter, 1922. [Publicatie van een lezing die Timmermans verschillende keren gaf, in verschillende varianten. Een enkele keer is een citaat afkomstig uit het manuscript van zijn lezing uit ca. 1918, bewaard in de Letterenhuiscollectie.] 

August Keersmaekers, Het geluk van een schrijver. Felix Timmermans en zijn Pallieter. Antwerpen, Pandora, Cahiers 6-7, 2000. 

Kevin Absillis, “Lot er ons de sijs van aflakke” – bij de honderdste verjaardag van Pallieter. Nawoord in de uitgave van Felix Timmermans Pallieter, bezorgd door Wendy Lemmens, Uitgeverij Polis, 2016. 

 

 

Meer lezen? 

“Dit schoon boekske is van mij!” | Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience 

Of lees Timmermans’  Pallieter. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon, 1916 - online via DBNL

 

[juni 2024]

Meld je aan voor de nieuwsbrief