
Met de recente overdracht bewaart het Letterenhuis de handschriften van de meeste werken van Koen Peeters, vanaf zijn debuut Conversaties met K. (1988) tot en met Georges (2023). Van één boek bleef het handschrift niet bewaard. Het manuscript van Duizend Heuvels (2012) liet Koen Peeters versnijden tot A5-formaat en inbinden als Duizend heuvels, het manuscript op een oplage van honderd genummerde exemplaren. De snijresten van het manuscript en een exemplaar van het boekje zijn in het archief al wat rest van zijn werkproces. Het handschriftenarchief van Koen Peeters in het Letterenhuis is best indrukwekkende te noemen: vierentwintig archiefdozen met versies, goed voor bijna drie meter creatieproces. Alles werd per boek geordend en beschreven, met aandacht voor de talloze aanwezige versies.
Het archief geeft een goed inzicht in Koen Peeters’ schrijfproces. In een interview in Vooys met Willem Bongers en Jaap Faber uit 2006 beschreef de auteur kort zijn manier van werken:
‘Ik schrijf zoals een boom groeit: de stam groeit vanuit het midden en wordt dikker. Organisch. Je kunt zeggen: het werk begint dus als een plant, maar eigenlijk weet ik niet eens of dat biologisch correct is. Rond die eerste schetsjes groeit dan een kern. Ondertussen heb ik nog andere thema's die ook op hun manier in de groei schieten. Ik begin nooit vooraan en ik eindig nooit achteraan. (…) Ik begin altijd in handschrift, krabbelen op losse papiertjes, die ik achter mekaar plak, dan tik ik die in en bewerk ik die terug. Dat gaat zo'n twaalf keer op en af.’
Die werkwijze wordt duidelijk weerspiegeld in het archief. In de vroegste boeken – zoals Conversaties met K. (1988) en Bezoek onze kelders (1991) blijft het aantal versies nog beperkt, maar gaandeweg groeiden de stapels papier voor een boek. Een interessant voorbeeld is de roman Het is niet ernstig, mon amour (1996), het verhaal van vier jonge heren die samen het Independent Research Center (IRC) oprichten. De oorspronkelijke werktitel uit 1994 was dan ook simpelweg ‘Het boek over het I.R.C.’. Het IRC duikt ook elders op in het werk en het archief van Koen Peeters. Hij liet bijvoorbeeld een stempel maken die een tijdlang op veel van zijn brieven gebruikt werd. Het is niet ernstig, mon amour is opgebouwd uit vierentwintig hoofdstukken, evenveel als er Kuifje-albums verschenen. In elk hoofdstuk verwerkte Koen Peeters een verwijzing naar een van de albums. In het archief bleven verschillende werkschema’s voor het boek bewaard met een korte omschrijving van de vier hoofdpersonages en per hoofdstuk de belangrijkste thema’s en enkele trefwoorden die verwijzen naar een Kuifje-verhaal. In een gebruikt schoolschriftje uit 1975 met een Kuifje-kaft staan losse fragmenten en werden knipsels gekleefd. Andere pagina’s werden verknipt om de tekstfragmenten in het manuscript te kunnen plakken. Van elk hoofdstuk zijn verschillende versies aanwezig, gedateerde prints van de tekst met tal van correcties en aanvullingen. Finaal werden alle hoofdstukken in de juiste volgorde geplaatst.
Organisch schrijfproces
Een van de omvangrijkste handschriften is dat voor de Grote Europese Roman (2007) – de titel is een knipoog naar de Great American Novel – dat in totaal drie archiefdozen in beslag neemt. Ook hier komt het organische schrijfproces duidelijk tot uiting. Het boek groeide vanuit het verhaal ‘Brandende velden van Brussel’ uit 2004, over een brand in een chemische fabriek in Brussel. In eerste instantie was de opzet iets bescheidener met zesentwintig hoofdstukken vernoemd naar een Europese hoofdstad en ‘Relatiegeschenk’ als werktitel. Uiteindelijk klokte het aantal hoofdstukken af op 36 en werd de titel Grote Europese Roman. De hoofdstukken werden niet in de volgorde van het boek geschreven. Het hoofdstuk ‘Brussel’ waar alles mee begon, werd uiteindelijk hoofdstuk 33. In de opeenvolgende werkschema’s zocht Koen Peeters naar een logische opeenvolging van de hoofdstukken. Omdat elk geprint document gedateerd werd, kan het schrijfproces gereconstrueerd worden. De laatste manuscripten uit de reeks zijn een soort ‘montages’ van het volledige boek op basis van de laatste versies van de verschillende hoofdstukken, een doorlopend pakket dat herwerkt werd tot het finale boek. Ook voor recentere boeken als Kamer in Oostende (2019) en Georges (2023) volgde hij deze werkwijze van schrijven en herschrijven om finaal te monteren. Een deel van de teksten zijn bovendien herwerkingen van teksten die hij voor tijdschriften of projecten had geschreven, wat het schrijfproces nog wat uitvoeriger maakt.


Tekeningen, foto's en andere knipsels
Beeldmateriaal eist – zeker als hij over kunst of stukken uit archieven schrijft – een prominente plaats in zijn manuscripten op. In dit aspect komt de verzamelaar in Koen Peeters naar voor. Hij verzamelt verwoed foto's, prenten, knipsels en prullaria, een verzameling waar hij orde in schept. Zijn manuscripten zijn vaak doorspekt met tekeningen, foto’s en allerhande knipsels, een proces waarmee hij als het ware in zijn manuscripten realiteit en fictie letterlijk met elkaar verweeft. In Het is niet ernstig, mon amour ‘schrijft’ het personage Robert in het postscriptum ‘Met krantenknipsels fabriceerde ik een verhaaltje’, of hoe de praktijk van de auteur Koen Peeters overgenomen werd door een van zijn personages.
Bovendien kan het belang van het documenteren van het schrijfproces voor het oeuvre van Koen Peeters moeilijk onderschat worden. De handeling van het schrijven zelf is in zijn werk duidelijk aanwezig. In Het is niet ernstig, mon amour zegt een van de personages: ‘Misschien is de wereld gewoon een schrift waarin geschreven wordt’ en aan het einde van het boek zegt Robert: ‘Ik beken het, ik schreef het hele boek over het IRC’, waarmee de illusie van een in groep geschreven boek finaal doorprikt wordt. In de Grote Europese Roman vult het personage doorheen het boek een schrift dat in het voorlaatste hoofdstuk de titel van het boek krijgt:
Ik haal mijn schriftje tevoorschijn om een tekst op een bunker over te schrijven.
‘Wat is dat voor een schriftje?’ vraagt ze. Ze bladert erdoor. Blaadjes flappen eruit. ‘Je hebt niets op de eerste pagina geschreven.’
Ze geeft het me terug. Terwijl ze naast m staat schrijf ik op de eerste bladzijde: ‘Grote Europese Roman.’
‘Je hebt nog enkele lege bladzijden achterin.’
‘Ja daar met een naschrift komen. Hoe alles afloopt.’


Een goede basis
Het archief van Koen Peeters is nog verre van volledig. De schrijver schrijft nog, en heel wat andere aspecten van zijn schrijversloopbaan zitten nog netjes in de kasten van de auteur opgeborgen. Dit manuscriptenarchief dat al bijna vier decennia omvat vormt een stevige basis.
Het archief dat al aanwezig is in het Letterenhuis kan je doorzoeken in ons collectieplatform: Archief van Koen Peeters.