
Dagboek van Carla zoals uitgegeven bij Manteau in 1982
De roman vertelt het verhaal van Carla, een jonge vrouw die als verpleegster in Congo werkt. Ze leert Wim kennen, eigenaar van een visserijbedrijf aan het Tanganyikameer. Er volgt een huwelijk en al snel worden er kinderen geboren. Tijdens de vrijheidsstrijd vlucht Carla op verzoek van haar man met haar kinderen naar het thuisland. Later keert ook hij terug nadat hij door een brand in zijn bedrijf voor het leven verminkt is. In België werkt Carla in het ziekenhuis waar haar man revalideert. De roman besluit met het einde van haar huwelijk na een passionele relatie met een arts.
Dit verhaal sluit nauw aan bij de persoonlijke belevenissen van Mireille Cottenjé. In 1956 vertrok ze naar Belgisch-Congo met haar echtgenoot Robert Colombie, een architect die er ging werken voor de Mission anti-erosive. Ze vestigden zich in een afgelegen streek tussen Bukavu en Ussumbura waar Cottenjé aan de slag ging als vrijwillig verpleegster. Het echtpaar kreeg er vier kinderen. De eerste twee, een tweeling, stierven kort na de geboorte. Haar ervaringen tekende Cottenjé op in dagboeken. In de woelige periode tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in 1960 werd het gezin genoodzaakt terug te keren naar België.
Zoals veel expats, kon Cottenjé zich ‘thuis’ maar moeilijk weer aanpassen. Ze deed werk voor theater en televisie, maar moest deze activiteiten beëindigen omwille van een volgende zwangerschap. Een nieuwe artistieke uitdaging vond ze in het herschrijven van haar dagboeknotities. De bedoeling was om de dagboeken te herwerken tot twee romans. Een eerste boek, getiteld De dorsvloer, of Carla, moest de reis naar en het leven in Congo verhalen, en zou gevolgd worden door De tunnel dat de gedwongen terugkeer, de aanpassingsproblemen en het failliet van het huwelijk zou beschrijven.
Afgewezen door Manteau
In 1963 zond ze de roman ter beoordeling aan uitgeverij Manteau in Brussel. Het advies was niet onverdeeld gunstig. Voorgesteld werd dat ze het manuscript grondig zou herwerken – wat Cottenjé ook deed, zo blijkt uit een brief van haar uit februari 1964 in het Manteau-archief (eveneens in het Letterenhuis), gericht aan uitgeefster Angèle Manteau:
Ingaand op uw vriendelijk voorstel mijn manuscript nogmaals aan uw lectoren te willen voorleggen, stuur ik u mijn herziening. U zult dadelijk merken dat ik er heel wat aan veranderd heb. Het geheel is aanzienlijk ingekort (ongeveer de helft). Ik heb de twee eerste hoofdstukken totaal laten vallen en mijn personages dus onmiddellijk in Congo geplaatst. Ook mijn bijpersonages Guy en Fannie heb ik geannuleerd. Zo heeft mijn verhaal zich meer geconcentreerd op het hoofdthema. Ik heb gestreefd naar meer psychologische diepgang en naar een beter verzorgde taal en stijl.
Na enkele maanden drong Cottenjé aan op een beslissing. Ze schreef dat ze zich bewust was van de onvolmaaktheden van haar eerste werk, maar kondigde ook meteen al haar volgende aan:
In mijn tweede boek, waaraan ik nu al verscheidene maanden werk, is een evolutie zeer duidelijk merkbaar. Ik geloof dat daarin de reden zit waarom ik niet ingegaan ben op het aanbod van een uitgeversmaatschappij van populaire romans en daarentegen al mijn hoop blijf stellen op uw antwoord dat voor mij werkelijk van kapitaal belang is.
Angèle Manteau antwoordde haar:
In antwoord op Uw brief van 16 mei j.l. moeten wij U helaas meedelen dat wij ook na nader inzien een uitgave van Uw roman ‘Carla’ niet kunnen overwegen. Na herlezing is onze mening nog steeds, dat het werk niet over de nodige rijpheid beschikt, die een uitgave ervan kan rechtvaardigen. Temeer daar U met het boek ‘Carla’ Uw literaire debuut beoogde te maken, is de overweging van belang, dat een opkomende schrijfster zich een dergelijk debuut beter kan besparen.

Leesrapport van het typoscript van De dorsvloer door Theo Oegema van der Wal, 1966.

Afwijzingsbrief van uitgeverij Manteau aan Cottenjé, 19 mei 1964.

Handschrift van een van de versies van Dagboek van Carla.
Uit de vele bewaarde verschillende versies van wat later Dagboek van Carla zou worden, met veel fragmenten ook die publicatie niet hebben gehaald, valt af te leiden dat Cottenjé de hoop niet opgaf om haar verhaal gepubliceerd te krijgen. Ze bleef eraan sleutelen en werkte de twee geplande romans uiteindelijk om tot één boek. Het archief bevat twee handschriften en zes typoscripten met telkens wisselende titels (De dorsvloer, Mboko Yetu, Carla) en drie versies (deels handgeschreven,
deels getypt) met als titel De tunnel.
Bijna drie jaar later, in december 1966, stuurde Cottenjé haar opnieuw omgewerkte manuscript weer naar Manteau – en ook, zo blijkt uit een versie van het typoscript in het archief, naar uitgeverij Schorpioen in Strombeek-Bever, nu onder haar huwelijkse naam M. Colombie. In het archief van Manteau wordt een leesrapport bewaard van redacteur Theo Oegema van der Wal:
Dit manuscript heb ik een jaar of meer geleden al gehad. Het werd toen niet zonder meer afgewezen. Wel werden verschillende verbeteringen voorgesteld. Daaraan schijnt de schrijfster te hebben voldaan. Ik heb zo de indruk dat ze het hele verhaal heeft omgewerkt. Naar mijn mening is het zo niet ongeschikt. Een meesterwerk is het nog niet. Maar het is boeiend geschreven, dat wat vooral treft is de authenticiteit. Het is ook niet onaardig dat een vrouw eens over die Congokwestie schrijft.
Kortom men kan het hiermee, dunkt me, wel proberen.
De titel zou beter kunnen, Dorsvloer suggereert iets anders.
Een opmerkelijk milde beoordeling overigens van lector Oegema, een Nederlander die uit Vlaanderen afkomstige inzendingen vaak nogal scherp bekritiseerde (‘Vlamingen kunnen aardig vertellen, maar Nederlands leren ze nooit’, schreef hij in een ander leesrapport). Maar ook deze keer werd het boek afgewezen. In april 1967 retourneerde Manteau het typoscript met de korte mededeling dat ze het werk niet geschikt achtte om in het fonds op te nemen. Ook bij uitgeverij Schorpioen zou het niet verschijnen.
Veelzijdig auteur
Cottenjé klopte vervolgens (onder meer?) aan bij de Nederlandse uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, waar Dagboek van Carla prompt in 1968 verscheen. Bij dezelfde uitgeverij volgden Eeuwige zomer (1969), Lava (1973), Met 13 van tafel (1977), Dertien mannen van tafel (1978), Mist (1979) en, als laatste roman bij Nijgh & Van Ditmar, Muren doorbreken (1980). Hiernaast publiceerde Cottenjé bij andere uitgevers toneelstukken, theatermonologen, jeugdboeken, reportages en korte verhalen.
De rode draad in haar werk is de strijd tussen man en vrouw met het accent op de onvrijheid binnen relaties. Cottenjé ontwikkelde zich naar een meer maatschappelijk en feministisch engagement en schuwde geen enkel thema: echtscheidingsproblematiek, intra-familiaal geweld, abortus, rassendiscriminatie, het gevangeniswezen en homoseksualiteit: in Vlaanderen in de jaren zeventig en tachtig vaak gedurfde onderwerpen.
In 1971 ontving Cottenjé de prijs van het Mechelse Miniatuurtheater voor het toneelstuk Lieve daddy (dat in 1975 bij uitgeverij Soethoudt verscheen). Haar jeugdboek Het grote onrecht (Standaard Uitgeverij, 1973) werd drie keer bekroond: door de gemeente Knokke-Heist, de provincie Antwerpen en de provincie West-Vlaanderen. In 1980 kreeg ze ook de prijs van West-Vlaanderen voor de roman Muren doorbreken en de driejaarlijkse Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur voor haar jeugdboek Er zit muziek in de lucht (Lannoo, 1977). Haar werken werden ook veel gelezen in de laatste jaren van het hoger secundair onderwijs. Dagboek van Carla verscheen in 1977 ook (in kunstlederen band met goudopdruk) bij uitgeverij Beckers in Kalmthout in een 36-delige reeks ‘Vlaamse auteurs’.
De overstap

Tournee van auteurs van Manteau door Nederland en België omstreeks 1985. Van links naar rechts Walter van den Broeck, Mireille Cottenjé, Jef Geeraerts en Jos Vandeloo.
In juli 1980 werd Cottenjé benaderd door Julien Weverbergh, die Angèle Manteau in 1971 als directeur van de uitgeverij was opgevolgd. Hij schreef haar:
Zoals je ondertussen wel al vernomen hebt is e.e.a. in beweging bij Nijgh en Van Ditmar […]. Als je in moeilijkheden zou komen wat de uitgave van je volgend werk betreft wil ik graag met je praten.
In haar antwoord bevestigde Cottenjé dat er wijzigingen in het directieteam van de uitgeverij waren en noemde ze het vertrek van een aantal auteurs. Ze schreef Weverbergh dat zij, indien ze zou besluiten om Nijgh te verlaten, heel graag in het fonds van Manteau wilde stappen. Ze vertrouwde hem ook toe dat ze een nieuwe roman had voltooid, De verkeerde minnaar, maar deze nog even in portefeuille hield in afwachting van de verdere ontwikkelingen.
Omstreeks januari 1981 hakte Cottenjé de knoop door en bracht Nijgh & Van Ditmar op de hoogte van haar vertrek. Het archief van Manteau bevat een document getiteld ‘Afspraken gemaakt op 9 februari 1981’ waarin de uitgave van De verkeerde minnaar gepland wordt alsook een heruitgave van Eeuwige zomer. In de voorjaars- en zomeraanbieding voor het volgende jaar werden nog meer herdrukken aangekondigd – waaronder Dagboek van Carla. Zo verscheen in 1982 Cottenjés debuutroman tenslotte toch nog bij Manteau, zestien jaar na de eerste publicatie.