
Een cafétafereel. Hendrik Conscience staat op een tafel en spreekt de aanwezigen toe. Hij heeft net een glas omgeschopt. De man met de hoed naast hem is Lodewijk Vleeschouwer, de man die zit te applaudisseren is zijn vriend Jan de Laet. Op de banderol bovenaan staan de woorden ‘bloed’, ‘voorouders’, ‘vaderland’, ‘zeever’, ‘vlaemsch’ en ‘moedertaal’. Het figuurtje bovenaan rechts stelt een jezuïet voor, en verwijst naar Consciences roman In ’t Wonderjaer, die de auteur op verzoek van de geestelijke overheid aangepast had voor de gevangenisbibliotheken. Ook hangt er nog een vaandel, met de tekst: ‘Gij zult uw vaderland beminnen en zijnen zaag en zijnen kwak en zijn os en zijnen ezel en al wat hem toebehoort.’
De spotprent komt uit de brochure Eene episode der geschiedenis van Hendrik Draeijer, Alias Kruisduit; Doorgevallen kandidaet van den gemeenteraed, disponibelen kandidaet voor de Kamer, sprekend lid van Tael en Kunst, ridder van den pruissischen Uil, van beyerschen Roetanne, enz. enz.; hoofd der vlaemsche verkwezeling. Door N.K.
‘N.K.’ staat voor Nys, Karel. Deze vertelt in het boekje dat Hendrik Draeijer bezoek krijgt van een Duitse schrijver, ene mijnheer Auswander, die hem doet geloven dat hij in Duitsland meer vereerd wordt dan de populaire Berthold Auerbach. Ook zou er een vereniging naar hem vernoemd zijn en zou hij een kristallen beker krijgen, ingelegd met zilver, en een premie van 2000 frank. Auswander weet Draeijer 300 frank af te troggelen en verdwijnt – naar Londen, waarvandaan hij schrijft dat Hendrik Draeijer er populairder is dan Dickens en dat men er pijpen verkoopt met zijn hoofd als pijpenkop, in diverse maten.
Helaas is het boekje niet gedateerd. In de catalogus van de grote Consciencetentoonstelling uit 1912 gaf men het als datum 1847. Dat jaartal heeft het ook gekregen in de catalogus van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen en in die van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. In 1912 had een biograaf nog vragen kunnen stellen aan getuigen: Consciences dochter Marie leefde nog, alsook mensen die hem goed gekend hadden zoals Max Rooses, Pol de Mont en Julius Hoste. Die laatste was zijn testamentuitvoerder geweest, en had nog een voorlezing bijgewoond in kleine kring van de memoires die Conscience verbrand had.
De redenen voor de keuze voor 1847 lijken duidelijk. In dat jaar was de strijd tussen de satirische weekbladen De Roskam en De Schrobber volop aan de gang. De Roskam werd volgeschreven door Conscience, Vleeschouwer en De Laet, die alle drie op de spotprent staan. Karel Nys werkte mee aan De Schrobber, geleid door Pieter Frans van Kerckhoven. De naam ‘Kruisduit’ uit de ondertitel van het vlugschrift werd op 10 juli 1847 in De Schrobber gelanceerd als bijnaam voor Conscience, omdat hij altijd werkte voor ‘kruisen’ (medailles dus) en voor duiten. De rest van de ondertitel verwijst ook rechtstreeks naar de schrijver. Behalve ridder in de Leopoldsorde was Conscience sinds 1843 ridder in de Pruisische Orde van de Rode Adelaar (in de ondertitel niet ongeestig ‘de pruissische Uil’); ‘beyerschen Roetanne’ verwijst naar Consciences ridderschap in de Orde van Sint-Michaël, hem in 1846 toegekend door Ludwig van Beieren. Hij droeg zijn medailles altijd tijdens zijn optredens. ‘Draeijer’ werd hij genoemd omdat hij zou meedraaien met de wind van wie hem het meest begunstigde (wat overigens ook terug te vinden was in de ondertitel van De Schrobber: Weekblad voor dezen tijd, door geene Zeeldraeijers opgesteld).



1847 als jaar van uitgave is echter zeer onwaarschijnlijk. In de ondertitel wordt Conscience namelijk ook de ‘doorgevallen kandidaet’ van de gemeenteraad genoemd, en Conscience kwam pas op voor de verkiezingen van de Antwerpse gemeenteraad in 1851. En ook ‘sprekend lid’ van ‘Voor Tael en Kunst’ was Conscience nog niet in 1847. De ‘maetschappy’ werd weliswaar al opgericht in 1846, maar was toen nog een zangkoor. Pas in 1848 werd het een algemene culturele vereniging waar Conscience geregeld zou spreken. In 1851 werd Conscience trouwens op initiatief van Voor Tael en Kunst door 29 Vlaamse maatschappijen gehuldigd met een groot feest. Hij kreeg toen een zilveren beker (!) en in een lange stoet werden banieren meegedragen met slogans als ‘Gy zult Uw vaderland beminnen/ en zyn tael/ en zyne roem’ – de slogan die geparodieerd wordt op de spotprent. (Voor de duidelijkheid: die beker is 25 centimeter hoog en stond vroeger in de permanente tentoonstelling van het Letterenhuis.)

In 2019 verwierf het Letterenhuis via een antiquariaat een brief van Hendrik Conscience aan zijn Duitse uitgever Carl Lorck van 19 juni 1850. Conscience schreef daarin dat hij kort daarvoor bezoek had gekregen van de Duitse vertaler Herman Sailer, die hem zijn vertaling van De loteling aanbood, verschenen bij David Bürkli in Zürich. Ook beweerde Sailer een Russische vertaling van Flämisches Stilleben gepubliceerd te hebben in Sint-Petersburg. Hij vertelde dat men in München porseleinen bustes van Conscience verkocht, gemaakt naar de gravure in de uitgave bij Lorck, en dat een genootschap in Heilbrunn hem gestuurd had om aan te kondigen dat ze Conscience een zilveren bokaal zouden schenken, die hij gedetailleerd beschreef… Hij was erg overtuigend, schrijft Conscience, en hij had de man hartelijk bij hem thuis ontvangen; maar nadat Sailer de schrijver een behoorlijke som geld afhandig gemaakt had, had deze niets meer van hem vernomen.
Het schotschrift was dus zelfs niet verzonnen! Ongetwijfeld was het een verhaal dat onder ingewijden bekend was. Zou Voor Tael en Kunst Conscience anders een zilveren beker hebben geschonken? Hieruit volgt dat de tekst niet voor 1850 geschreven kan zijn.
Was het in 1851 dan? Dat jaar deed Conscience op 30 oktober mee aan de verkiezingen. Hij kreeg 114 stemmen minder dan zijn liberale tegenkandidaat Jean-Pierre van Honsem voor een plaats in de Antwerpse gemeenteraad voor de 5de wijk (letterlijk Antwerpen extra muros). In de weken daarvoor was Conscience het slachtoffer geworden van een onwaarschijnlijke lastercampagne. Veertien verschillende vlugschriften en pamfletjes heb ik daarover gevonden. De schrijver kreeg opnieuw de ‘verpaapsing’ van In ’t Wonderjaer op zijn bord en zijn hengelen naar ridderordes en bekroningen. Maar er werden ook leugens rondgestrooid: dat hij had opgeroepen tot geweld, oneervol uit het leger ontslagen was, zijn ouders naar het leven had gestaan, geen hart had voor vrouw en kinderen en vooral in de kroeg zat. In ons schotschrift wordt zijn vrouw inderdaad beschreven als een huissloof en wordt de ene fles na de andere geopend.
Dat Conscience op de spotprent op tafel staat is echter geen teken van dronkenschap: het was een gewoonte van hem bij toespraken. Hugo Verriest vertelde in 1922 aan de krant De Standaard dat een schaakspel tussen zijn broer Adolf Verriest en Conscience in het Café Belge in Kortrijk onderbroken werd door de waard:
‘Mijnheer Conscience, er is daarbuiten eene maatschappij om u te huldigen’; Goed, zei Conscience, zet een tafel voor de deur. Hij klom er op, hield eene zielvolle Vlaamsche toespraak. Dan kwam hij weer binnen, en zegde monkelend tot Adolf: ‘Ce sont de si braves gens!’
Ja, zelfs grote (Canon)Vlamingen spreken af en toe Frans. Maar ter verklaring: Conscience was 1 meter 66 groot, en ging dus op een tafel staan om boven zijn toehoorders uit te steken.
Een extra argument voor het jaartal 1851 is een bewering van Max Rooses, de liberale Vlaamse voorman die sinds 1870 correspondent was voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant en de eerste conservator zou worden van het Museum Plantin-Moretus; over de verkiezingen van 1851 schreef hij in 1872 in het tijdschrift Nederland:
Ik herinner mij nog dat ik als kind stond te gapen naar spotprenten, op de hoeken der Antwerpsche straten aangeplakt en tegen Conscience gericht, die zoo walgelijk waren, dat de politie ze moest doen afscheuren.
Maar toen verscheen er een deus ex machina, in de figuur van Werner Pottier, medewerker van het Antwerpse Felixarchief. Op 19 november 2019 stuurde hij mij een mailtje: ‘Zopas een spotprent uit 1854 gevonden met opschriften: “Schampschrift tegen H. Conscience” en “afgerukt van de muer op het straet door de politie, 15 mei 1854”. Misschien interessant voor je bio over Conscience?’
Hij stuurde de hier afgebeelde scan. De herinnering van Max Rooses klopte, maar het jaartal niet. Het is hem vergeven. In 1851 was Rooses 12 jaar oud.
We hebben nu dus de datum van publicatie: 15 mei 1854. Maar wat was de context? Dat is een totaal onbekend gegeven over Conscience, dat ik bij het schrijven van mijn biografie terugvond in het depot van het Letterenhuis, in het tweede verslagboek van Voor Tael en Kunst. Er staat een tot hiertoe nog niet geduide aanwijzing in de ondertitel van het schotschrift: ‘disponibelen kandidaat voor de Kamer’. Op 13 juni 1854 waren er namelijk tussentijdse verkiezingen voor de Kamer. Het bestuur van Voor Tael en Kunst achtte op 3 mei dat jaar de tijd rijp om met een volledig Vlaamse lijst mee te doen, en wenste Conscience daarop bovenaan te plaatsen. Theodoor Leysen en Lambert van Rijswijck, de man overigens die die beker gemaakt heeft, moesten Conscience proberen te overtuigen. Karel Nys, op dat moment tweede redacteur van de antiklerikale krant De Schelde, met blijkbaar overal tipgevers, moet snel gehandeld hebben met zijn schotschrift.
Maar het was niet nodig, want Conscience had al veel eerder besloten dat politiek niets voor hem was, dat hij beter romans kon schrijven. Hij weigerde de plaats. Zonder Conscience als lijsttrekker c.q. boegbeeld had zo’n Vlaamse lijst weinig kans, volgens Voor Tael en Kunst. Daarom ook heeft Karel Nijs het in het schotschrift beloofde vervolg niet meer geschreven. Integendeel, zes jaar later zou hij Conscience in een reeks over ‘La Langue flamande’ in zijn weekblad La Liberté de hemel in prijzen.
Johan Vanhecke is voormalig hoofd archiefverwerking in het Letterenhuis. Hij publiceerde in 2021 zijn biografie van Conscience, Voor moedertaal en vaderland. In 2014 verscheen van hem de biografie Johan Daisne: tussen magie en werkelijkheid 1912-1978.
Johan schreef het artikel Conscience als Draeijer. Over bronnen en de datering van een spotprent. voor Zuurvrij 44.