Overslaan en naar de inhoud gaan

Archief in de kijker: duizendkunstenaar Tone Brulin

Tone Brulin (1926-2019) simpelweg een veelzijdig kunstenaar noemen, doet hem tekort. Hij was toneelschrijver, regisseur, acteur, kostuum- en decorontwerper, journalist, lesgever en geëngageerd wereldverbeteraar, en inspireerde en begeesterde mensen uit (en in) alle delen van de wereld. Zijn archief in het Letterenhuis is nu ontsloten.

 

Door Lies Wilmots

Het omvangrijke archief van de in Antwerpen geboren en in Maleisië gestorven theatermaker Tone Brulin werd onlangs geïnventariseerd en raadpleegbaar gemaakt in de online collectie van het Letterenhuis. Het zijn sporen en bewijzen van een uitzonderlijk productief en geëngageerd leven.

Brulin, geboren als Antoon van den Eynde, kreeg het theatervirus van huis uit mee. Hij studeerde aan de Nationale Hogeschool voor Bouwkunst en Sierkunsten La Cambre onder directeur Herman Teirlinck en speelde bij gezelschappen als de Trekkende Komedianten en het Antwerps Jeugdtheater van Corry Lievens. Met zijn medestudenten (o.a. Dora van der Groen) maakte hij poppenkastvoorstellingen, die vaak aansloten bij de actualiteiten van de dag. (Zijn voorliefde voor poppenspel zou veel later weer de kop opsteken bij zijn Theater van de Derde Wereld, Tiedrie – Tie3.)

Brulin actief in het theater

Rond 1950 werkte hij als journalist. Hij was medestichter van het literaire tijdschrift Tijd en Mens en schreef ook voor Gard Sivik. Zijn studie sloot hij af met acteer- en regielessen aan de Studio van het Nationaal Toneel, waarna hij in navolging van zijn grote voorbeeld, experimenteel theatermaker Antonin Artaud, in 1952 met Jan van den Broek het Nederlands Kamertoneel oprichtte. In 1953 kreeg hij de prijs van de Boekenweek in Amsterdam voor zijn stuk Twee is te weinig, drie is te veel waarna hij zijn stukken ook opgevoerd kreeg door grotere gezelschappen.

In 1956 maakte Brulin met het gezelschap van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg een reis naar Belgisch Congo. Zijn betrokkenheid bij de sociale ongelijkheid in Afrika resulteerde later in het stuk Potopot, waarin voor het eerst een zwarte acteur op een Vlaams podium aantrad. De Honden, dat apartheid aanklaagt, zorgde ook al voor controverse waarbij de Zuid-Afrikaanse ambassade probeerde de opvoeringen van het stuk te laten verbieden.

fotoalbum van zijn opleiding

In 1958 werd hij aangesteld als regisseur bij het Zuid-Afrikaanse National Theatre/Nasionale Toneel in Pretoria. Hij ontmoette er de geëngageerde (witte) schrijver Athol Fugard met wie hij de New Africa Group opricht. Brulin gebruikte in zijn stukken over de harde realiteit in Zuid-Afrika tijdens het apartheidsregime universele symbolen. In een periode waarin apartheid de norm was, liet hij rollen vertolken door zwarte acteurs, wat niet zonder risico was. Net als Brulin, fungeerde ook Fugard in zijn creaties vaak als regisseur én acteur.

Van 1960 tot 1966 realiseerde Brulin televisiespelen voor de BRT, waaronder ook enkele door hem geschreven drama’s, met als hoogtepunt in 1966 het met de Italia prijs bekroonde, voor opera bewerkte Twee is te weinig, drie is te veel.

In 1963 verscheen The Blood Knot, dat met Hello and Goodbye (1966) en Boesman en Lena (1969) een familie-trilogie vormt.

In 1963 ontving hij de Staatsprijs voor Toneelletterkunde voor Pas op, mijnheer Lipman komt en in 1964 de Sabamprijs. In 1969 werkte hij samen met Franz Marijnen, een leerling van de Poolse theatermaker Jerzy Grotowski, aan een aantal workshops in Mechelen, Brussel en Gent waar Grotowski als gast werd uitgenodigd. Brulin week naar het voorbeeld van Grotowski in zijn creaties steeds verder af van het klassieke teksttheater en legde steeds meer nadruk op een eigen toneeltaal die gebruik maakte van beweging, dans, muziek en poppen, om universele onderwerpen uit te drukken zonder taal.

In 1969 reisde Brulin naar de Verenigde staten en werkte in Ohio met studenten van het Antioch College, met wie hij later de Otrabanda Company oprichtte en een theatertournee maakte met een boot op de Mississippi, en die hem volgden naar Curaçao en later Maleisië. Op Curaçao werkte Brulin van 1970 tot 1972 in opdracht van de Stichting voor Culturele Samenwerking tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, met als doel het theaterleven te stimuleren.

affiche Ba Anansi

Van 1972 tot 1975 was hij professor aan de Sains Universiteit in Penang, Maleisië, waar hij Siti Fauziah leerde kennen, zijn latere vrouw. Samen richtten zij TIE3 op, Theater van de Derde Wereld.

Van 1975 tot 1985 bracht de groep in Antwerpen een geëngageerd multicultureel repertoire van Afrikaanse en Aziatische stukken van auteurs als Edgar Cairo en W.S. Rendra. Ze experimenteerden met een mix van theatervormen en expressietechnieken. TIE 3 speelt uiteindelijk in alle uithoeken van de wereld.

Brulin doet daarna gastregies bij theatergezelschappen in onder meer Zweden, Noorwegen en de Verenigde Staten. Hij bleef geëngageerde en vooruitstrevende toneelstukken schrijven die in verschillende landen werden opgevoerd, en richtte het gezelschap Nieuwe Realisaties op.

In 1986 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord. In 2006 de Vlaamse Cultuurprijs voor Podiumkunsten voor 2005. In juni 2007 creëerde hij nog de voorstelling This is not Eugene in Kaapstad.

Tot aan zijn dood in 2019 woonde Brulin in Maleisie, het geboorteland van zijn echtgenote.

Meld je aan voor de nieuwsbrief