Maud Vanhauwaert schreef een nieuw gedicht. Zoals menig schrijver van tegenwoordig, deed ze dat op de computer. Maar wat voor sporen laat een digitaal schrijfproces na? Een Word-bestand met de laatste versie van het gedicht? Of een handvol versies, opgeslagen na elke schrijfsessie? Gelukkig bestaan er methoden die ons de kans geven om mee te kijken wat er allemaal op het computerscherm plaatsvindt tijdens het schrijven. Maud legde haar schrijfproces namelijk vast met een schermopname-software én met een software die alle toetsaanslagen en muisbewegingen registreert. Iets te overweldigend om het proces toetsaanslag voor toetsaanslag mee te volgen? Hieronder schets ik het algemene verloop van het schrijfproces en ga ik dieper in op een aantal kenmerken. Maud Vanhauwaert las aandachtig mee, en geeft een reactie op mijn analyse.
Het verloop van het schrijfproces
Maud schreef het gedicht in vijf sessies. Ze begon op 7 mei, met een schrijfsessie ’s avonds (om 21.59 uur). Op 9 mei registreerde ze vervolgens om 12.47 uur de tweede schrijfsessie. De derde schrijfsessie volgde een dag later, op 10 mei om 23.08 uur. Op 12 mei, de laatste schrijfdag, waren er twee schrijfsessies : de eerste om 19.13 uur en de tweede om 22.56. uur De meeste schrijfsessies vonden dus plaats in de avonduren. Het schrijfproces nam in totaal 3 uur, 28 minuten en 31 seconden in beslag . Zoals te zien is in onderstaande tabel, waren de eerste twee schrijfsessies het langst – beide duurden iets langer dan een uur. De daaropvolgende schrijfsessies kortten qua duur steeds verder in.
Maud Vanhauwaert:
Ook al is elk schrijfproces weer helemaal anders: ik denk dat dit verloop best een goed beeld geeft van hoe ik meestal een gedicht schrijf. Meestal reken ik op een viertal sessies. Tijdens de eerste sessie vind ik stilte en totale concentratie belangrijk. In de volgende sessies vind ik het niet zo erg om gestoord te worden. (Soms geeft dat zelfs wat ademruimte en inspiratie.) Vaak schrijf ik ’s avonds. Ik ben altijd al een avondmens geweest; mijn geest is dan vaak het helderst. Bovendien moet ik me overdag vaak bezighouden met andere dingen (lesgeven, beantwoorden van emails, meetings, repetities, halen van deadlines,…) en kan ik pas ’s avonds laat, als mijn twee kleine kindjes in bed liggen, de rust voelen om me over te geven aan een creatief proces.
In het begin van het proces was ik me heel erg bewust van het ‘meekijkende oog’. Gelukkig werkte het niet al te verlammend, en kon ik dat bewustzijn ook redelijk snel naar de achtergrond duwen. Al vergeet je natuurlijk nooit helemaal dat er een sleutelgat is waar men door kan gluren…
‘Denken’ versus ‘typen’
In de tabel zien we verder de pauzetijd (‘denken’) en de actieve schrijftijd (‘typen’). Binnen het onderzoek naar schrijfprocessen wordt 2 seconden doorgaans gezien als de ondergrens om te kunnen spreken van een pauze, de weergegeven pauzetijd is daarom de totale tijd waarin Inputlog langer dan 2 seconden geen activiteit registreerde. De actieve schrijftijd is daarmee de tijd waarin er wel een toetsaanslag of muisbeweging werd waargenomen. Op die manier zien we dat Maud gedurende de meeste van haar schrijfsessies iets meer dan de helft aan het ‘denken’ was en iets minder dan de helft aan het ‘typen’. Alleen tijdens de korte, laatste sessie registreerde Inputlog veel meer schrijfacties.
Bij Maud varieerde de gemiddelde duur van een periode waarin Inputlog geen activiteit waarnam tussen de 492 milliseconden (sessie 5) en 649 milliseconden (sessie 4). Als we de pauzetijd – dus de tijd van ‘inactiviteit’ – verlagen naar 200 milliseconden, dan schiet de proportie van ‘denken’ omhoog tot rond de 75 procent. Wat opvalt is dat Maud tijdens het ‘denken’ vaak actief is op het scherm. In de schermopname zien we bijvoorbeeld dat ze veel door het document scrolt en de cursor van de muis vaak verplaatst. Daaruit kunnen we opmaken dat het grootste deel van Mauds schrijfproces in ‘haar hoofd’ plaatsvindt, maar dat daarbij de interactie met wat ze al geschreven heeft van groot belang is. Juist de door haar al opgeschreven woorden helpen haar bij het vinden van de volgende stap.
Maud Vanhauwaert:
Dat is zeker herkenbaar. Het grootste schrijfwerk gebeurt in mijn hoofd, maar dat lukt me alleen als ik in een actieve schrijfhouding zit. (Ik denk hierbij aan een quote van Herman de Coninck: ‘poëzie komt pas als je erop wacht, zonder nog te wachten’.) Soms krijg ik wel een idee al wandelend, in de douche of in de tram, maar om echt te schrijven heb ik dus wel zicht nodig op een blad papier of op een (desnoods nog leeg) scherm. En dan, als het gedicht wat vorm begint te krijgen, maak ik me de embryonale versie eigen, en dan kan ik er ook los van het blad over nadenken. Dat verklaart waarom je in de laatste versie meer ‘schrijven’ dan ‘denken’ ziet. Het denkwerk was daar dus gebeurd nog voor het openen van het document. Je analyse sluit dus verrassend goed aan bij mijn ervaring van het schrijfproces!
Omringd door woorden
Dat wordt duidelijk als we kijken naar het aantal woorden in het document en de positie in de tekst waar Maud aan het schrijven was. Het uiteindelijke gedicht bestaat uit 124 woorden, maar het Word-document is aan het einde van de schrijfsessies wel degelijk langer geweest. Aan het einde van de eerste sessie bevatte het document 237 woorden en aan het einde van de vierde sessie bestond het zelfs uit 401 woorden. Het gedicht was dus telkens omringd door andere woorden, en eerdere ideeën en formuleringen.
Dat is goed te zien in de procesgrafiek hieronder. De blauwe lijn representeert de tekstproductie, uitgedrukt in het totaal aantal getypte karaktertekens, en de groene lijn geeft het aantal karaktertekens in het document weer. Des te verder die twee lijnen uiteen liggen, des te meer er in de tekst is geschrapt. De groene stippellijn eronder geeft de locatie in de tekst aan waar Maud op dat tijdstip aan het schrijven was. Als die lijn overlapt met de groene lijn, dan produceerde Maud tekst aan het einde van de al eerder geproduceerde tekst. Dat is bij Maud alleen bijna nooit het geval. We zien dat ze veel meer rond het midden van de tekst werkte. De lijn is ook erg wispelturig, de vele opwaartse en neerwaartse bewegingen van de lijn ondersteunt ons vermoeden dat Maud de cursor veel door de tekst heen verplaatste.
We zien hetzelfde patroon in de grafieken van de tweede en derde sessie (onderaan de pagina) – al typt Maud in de derde sessie gedurende enkele periodes iets vaker op dezelfde locatie in de tekst en wordt er steeds minder tekst toegevoegd. De grafieken van de vierde en vijfde sessie zijn echter totaal anders. In de vierde sessie zien we de blauwe en groene lijn ineens stijl omhooggaan, dat wordt veroorzaakt door een kopieer-en-plak-actie. Voor de rest blijven de lijnen nogal vlak, wat aangeeft dat er weinig tekst bij komt . In de vijfde sessie zien we een tegenovergesteld beeld. Maud haalde tweemaal grote stukken tekst weg, totdat alleen de uiteindelijke versie van het gedicht overbleef: de versie waar we nu allemaal van kunnen genieten.
De gele stippen in de grafieken geven overigens de pauzes van langer dan 2 seconden weer. De onderste lijn toont aan wanneer Maud het Word-document verliet om bijvoorbeeld bronnen te raadplegen.
In de komende weken breiden we dit verslag uit met een analyse van de tekst zelf. Hoe kwam de tekst tot stand? Welke revisies voerde Maud uit? Welke bronnen gebruikte ze? En wat leert het ontstaansproces van het gedicht ons over de uiteindelijke versie van de tekst?
Lamyk Bekius is onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen. In 2023 promoveerde ze aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Antwerpen op het proefschrift ‘Behind the computer screens: the use of keystroke logging for genetic criticism applied to born-digital works of literature’, waarvoor ze ook werkzaam was bij het Huygens Instituut (KNAW). Haar onderzoek richt zich op tekstgenetisch onderzoek, born-digital literaire archieven en keystroke logging.
[juni 2024]