De Leeuw van Vlaenderen (1838) handelt over het conflict tussen de Franse koning en de steden in het graafschap Vlaanderen, dat culmineerde in de Guldensporenslag op 11 juli 1302, waarbij het ridderleger van de Franse koning werd verslagen. Conscience beschrijft de slag zeer gedetailleerd, maar voegt aan de historische werkelijkheid een flinke dosis fictie toe. Hierdoor groeit de veldslag uit tot een heldhaftige en bijna bovenmenselijke strijd. Hoewel het boek van Conscience oorspronkelijk binnen het Belgische nationalisme moet worden begrepen, speelde het verhaal een belangrijke rol in de groei van een Vlaams nationaal bewustzijn. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom 11 juli werd gekozen als Vlaamse feestdag.
Affiche voor intekening op 'De Leeuw van Vlaenderen', naar een ontwerp van Gustaaf Wappers (1838)
De verschillende handschriften van De Leeuw van Vlaenderen in het Letterenhuis bieden een unieke inkijk in de ontstaansgeschiedenis van het werk. Zo is er een handschrift van dertig vellen met aantekeningen uit kronieken en jaarboeken ter voorbereiding van de roman. Daarnaast zijn er notities, berekeningen en een plattegrond van het slagveld terug te vinden. In het kladhandschrift staat een lijst met personages, waaruit blijkt dat sommigen aanvankelijk een andere naam droegen. Dit kladhandschrift dompelt je onder in het schrijfproces: je ziet hoe Conscience zinnen schrapte, wijzigingen aanbracht en soms helemaal opnieuw begon… Het ‘nethandschrift’ toont de volgende stap in dat proces. Dit was de drukkerskopij, waarin collega-schrijver Ferdinand Augustijn Snellaert bij het nalezen verbeteringen aanbracht. De Leeuw van Vlaenderen werd dus zeker niet in één beweging geschreven.
Het archief van Hendrik Conscience, de eerste romanschrijver van Vlaanderen, is nauw verbonden met het ontstaan van het Letterenhuis. De stad Antwerpen kocht het in 1899 aan, en in 1912 werd het gebruikt voor een huldetentoonstelling ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van de auteur. De expositie was zo’n groot succes dat er plannen ontstonden voor een permanent Consiencecemuseum . Dat museum kwam er uiteindelijk niet, maar in 1933 werd wel het Museum van de Vlaamsche Letterkunde gesticht, met een vaste plaats voor Conscience.
Portret van de jonge Hendrik Conscience door Xavier de Cock (1838)
Het bewaarde archief van Hendrik Conscience bestond aanvankelijk vooral uit manuscripten, voorwerpen en documentatie. Een ander deel van zijn archief - handschriften en brieven - had Conscience zelf in 1869 verbrand, na het overlijden van zijn zonen Hildevert en Hendrik tijdens een tyfusepidemie. In de loop der jaren kwamen er enkele opmerkelijke aanvullingen bij. Zo werd het archief in 2015 verrijkt met ruim vijfhonderd brieven uit het archief van hoogleraar Antoon Jacob (1889-1947) dat het ADVN, archief voor nationale bewegingen, had verworven en vervolgens aan het Letterenhuis overdroeg. Eén van de weinige handschriften van Conscience die nog ontbraken in de collectie van het Letterenhuis, kwam in 2020 via de collectie Baestaens alsnog terecht: het manuscript van Consciences Kempische roman Rikke-tikke-tak (1851).
Handschrift van 'Rikke-tikke-tak'
Het Letterenhuis bewaart nu een zeer rijk Conscience-archief met verschillende handschriften van proza, gedichten, voordrachten, artikelen en brieven. De brieven bieden vaak een waardevolle inkijk in de literaire wereld van Consciences tijd. Veel jonge, beginnende dichters - die later zelf bekendheid zouden verwerven - stuurden hun eerste literaire creaties naar Conscience ter beoordeling. Het zijn bijzonder interessante bronnen, zeker omdat in sommige gevallen ook de tegencorrespondentie bewaard is gebleven.
Meer lezen?
https://literairecanon.be/canon-2025/de-leeuw-van-vlaanderen