Maria Vlaar geeft in haar bijdrage biografen de raad om op zoek te gaan naar ‘het geheime zelf’ van hun onderwerp, en om daarbij zeker de roman als bron niet te vergeten.
De biografen Hans Renders en David Veltman bepleiten een diepgaander onderzoek naar de rol van ziekte in het leven (en het werk!) van gebiografeerden. Bert Govaerts ontdekte onontgonnen archiefmateriaal van ‘oorlogstheaterdirecteur’ Joris Diels, en zet dat af tegen Tom Lanoyes roman over Diels, De draaischijf.
Lodewijk Verduin peilt naar de smaak van schrijver Nanne Tepper in diens recensies van popmuziek, en verbindt daar een conclusie aan voor leven en werk van Tepper. Manu van der Aa raadpleegde voor zijn biografieën van Alice Nahon en P.-G. van Hecke hun nalatenschapsaangiften, een vaak vergeten bron.
Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke maakten een selectie van de brieven en dagboeken in het Letterenhuis van de filosoof, schrijver en hoogleraar Leopold Flam, en geven een impressie van hun onderwerp.
Bertram Mourits bezingt in de rubriek ‘De Dingen’ de viool van Anna Blaman in het Literatuurmuseum.
Martien J.G. de Jong levert in zijn ‘Gefluister in de coulissen’ enige kritiek op de onlangs verschenen biografie van Maurice Gilliams door Annette Portegies – en Portegies dient hem van repliek.