Overslaan en naar de inhoud gaan

Opgroeien met theater

door Mathias Balemans

Archivaris Mathias Balemans buigt zich over het archief van toneelgroep Het Gevolg én over de opkomst en ondergang van toneelgezelschap De Maand Mei.

Toneelgroep Het Gevolg werd in het najaar van 1983 opgericht als gezelschap dat ‘opmerkelijk theater’ wilde maken, ‘voor U en vooral met U’, aldus een brochure uit die tijd. Veertig jaar lang al staat de groep bekend om de bijzondere maatschappelijke betrokkenheid en het vertrouwen in jonge acteurs en regisseurs. Vanuit die overtuiging speelde Het Gevolg ook een sleutelrol in het ontstaan van toneelgezelschap De Maand Mei. Een blik op een theaterarchief in een theaterarchief.

Het Gevolg kreeg vorm binnen cultuurcentrum De Warande in Turnhout in de jaren dat de latere Antwerpse schepen van Cultuur Eric Antonis daar directeur was. Aan het hoofd stond Ignace Cornelissen (1960), toen net afgestudeerd aan het Brusselse Conservatorium. Het gezelschap wilde volgens de oprichtingsbrochure een aparte plek innemen in het Vlaamse theaterlandschap. De bedoeling was om ‘in een professioneel kader aan niet-professionelen de kans [te] geven om actief met theater bezig te zijn’. Daarnaast wilde men ‘niet konkurrentieel zijn t.a.v. het bestaande amateurtheater’ en mochten de activiteiten ‘niet uitmonden in een vermindering van kansen voor goed eigentijds professioneel theater’. De theaterwerkplaats richtte zich in een aankondiging rechtstreeks tot ‘anders-actieven’:

U hebt tijd. Overdag. Een beetje. U hebt zin om te experimenteren. Met Uzelf. Met dekors. Met kostuums. Met licht en ideeën? 
Dan nodigt het gevolg U uit om kennis te maken. […] 
Geen ervaring vereist. U loopt gewoon een eindje met ons mee en dan zien we wel wat eruit volgt.

uit brochure voorstelling Oorlog (Het Gevolg)

In mei 1984 bood De Warande de debuutvoorstelling van Het Gevolg, Oorlog, aan leerkrachten en schooldirecties aan, hoewel het stuk aanvankelijk voor een publiek van volwassenen was bedoeld; het was gebaseerd op Bertolt Brechts Wat kost het ijzer? uit 1939. Na die – zo bleek – succesvolle zet werd de focus op kinder- en jongerentheater steeds meer het handelsmerk van het gezelschap. In een ‘profielschets’ uit 1986 schreef Het Gevolg:

[H]et seizoen ’85-’86 [werd] ingevuld met drie heel specifieke produkties: een kinderstuk, een monoloog verpakt als lespakket en een eigentijdse bewerking van een klassieker gericht naar jongvolwassenen. Uit dit programma-aanbod valt reeds een zeer duidelijk profiel af te leiden dat niet echt bij een bepaalde trend en/of stroming kan worden aangeplakt. Dit is o.i. goed want het rechtvaardigt het bestaan van het gezelschap als uniek: niet enkel in zijn streven naar vernieuwend theater maar evenzeer naar een nieuwe publieksopbouw: de -18 jarigen.

Ignace Cornelissen

De profielschets vermeldde ook dat Het Gevolg kinder- en jongerentheater wilde brengen in een eigentijdse vormgeving met dito spelconcept, gebaseerd op klassieke teksten en omkaderd met goed lesmateriaal. Deze punten vormen een gedeeltelijke voorafspiegeling van het archief, dat voornamelijk bestaat uit productiedossiers met scenario’s, bewerkingen, tekstbrochures en werkmateriaal, aangevuld met documenten en schema’s over licht, geluid, decor en kostuums. De grootste component van de dossiers is gewijd aan publiekscommunicatie: naast affiches, flyers en brochures bevatten ze lesmappen en zogeheten ‘dramatische cahiers’. Een grote collectie foto’s en video’s brengt de voorstellingen ook visueel weer tot leven. Een document uit 1985 beschrijft een ontwikkeling die verder zichtbaar wordt in het archief: hoe Het Gevolg in korte tijd veranderde van een experimentele groep voor werkloze vrijwilligers naar een volwaardig professioneel theatergezelschap. De inbreng van acteurs, regisseurs en publiek die Ignace Cornelissen nastreefde vond zijn neerslag in het motto van het gezelschap sinds seizoen 1991-92: ‘Voltooi met uw verbeelding onze kunst!’ 

In deze artistieke omgeving liep regiestudente Arlette Van Overvelt eind jaren tachtig stage bij Het Gevolg. Cornelissen was tevreden over haar werk en vroeg haar in het najaar van 1989 met een ‘Tienerproject’ te beginnen, waarvoor ze samen de eerste lijnen uitzetten. Het project richtte zich op jongeren vanaf twaalf jaar uit de regio Turnhout, en moest in de eerste fase vormend zijn, zodat de deelnemers de kans kregen het theatermedium te ontdekken. Het eerste seizoen bestond uit dramalessen. Van Overvelt omschreef haar doelstellingen als volgt. 
    
Het belangrijkste wat ik tegen het einde van dit seizoen wil bereiken is, dat deze jongeren gestalte kunnen geven aan een bepaald gebeuren op een oprechte manier, zodat hun ‘optreden’ iets losmaakt bij toeschouwers […]. Daarvoor moeten zij zichzelf kwetsbaar durven en willen opstellen, zichzelf en hun emoties, frustraties, gevoelens durven laten zien; ze moeten met de kwetsbaarheid van een ander kunnen omgaan.

Brochure première 'Het meisje in de espenboom'

Het tweede seizoen zou worden gewijd aan een voorstelling. Van Overvelt wilde met een selecte kern van getalenteerde spelers ‘echt in het veld stappen’. Dit resulteerde op 1 en 2 juni 1991 in De Warande in de première van Het meisje in de espenboom. Een brochure licht de keuze toe voor dit stuk van de Zweedse toneelschrijver Staffan Göthe. In Het meisje in de espenboom staat de leefwereld van tieners centraal met thema’s als sociaal engagement, verliefdheid, toekomstdromen en ouderlijk gezag. Van Overvelt kon zo uitgaan van de spelers zelf en wilde door improvisatie, experiment en eigen invulling van de acteurs komen tot een eerlijke en persoonlijke speelstijl. Tijdens de voorbereidingen van het stuk werd de samenwerking met de acteurs geconsolideerd in de oprichting van een nieuw gezelschap: De Maand Mei.

Al snel doken er echter moeilijkheden op, ten eerste een gebrek aan geld. Nu De Maand Mei meer ging doen dan dramalessen geven, kon Het Gevolg de financiële ondersteuning van het gezelschap niet langer opbrengen. Voor Van Overvelt speelde er ook nog een waarderingskwestie. Naar haar aanvoelen werd het tienerproject op drukke momenten over het hoofd gezien door Het Gevolg, wat bijvoorbeeld leidde tot repetities tussen de decors van andere producties.

Arlette Van Overvelt

Op 12 november 1991 zette De Maand Mei een eerste stap richting zelfstandigheid door een vzw te worden. Het stichtingsverslag benadrukt het aparte profiel van het ensemble, dat niet gezien wilde worden als een groepje onder artistieke voogdij van Het Gevolg, maar als een jong en ambitieus gezelschap dat eigen keuzes maakt. Voor techniek en logistiek kon De Maand Mei wel terugvallen op Het Gevolg. De stichtingsvergadering noemt ook de volgende volwaardige productie, De koning en de rest (naar Eugène Ionesco’s De koning sterft), die eind 1992 in première zou gaan. Tussentijds stond nog Het spook van Canterville op het programma, door Van Overvelt voorgesteld voor de opening van de nationale Jeugdboekenweek in Turnhout, begin 1992.

In dat voorstel plaatst Van Overvelt Het spook van Canterville, naar een novelle van Oscar Wilde, binnen het verhalende aspect van theater dat De Maand Mei al verkende in Het meisje in de espenboom. In de vertelling richtten de tieners zich rechtstreeks tot het publiek, niet langer tot hun tegenspelers. Volgens Van Overvelt vormde dit een logische volgende stap in de evolutie van het gezelschap. De artistieke evaluatie door de Raad van Beheer van Het spook was lovend. De spelers waren erg gegroeid ten opzichte van het debuut. Het verhoopte publieksbereik van de voorstelling werd evenwel niet gerealiseerd, door een gebrek aan promotie wellicht, en omdat het stuk niet op andere locaties werd opgevoerd: de uitgenodigde programmatoren van theaters en culturele centra kwamen tijdens het openingsfeest van de Jeugdboekenweek niet opdagen. 

In de voorbereiding op De koning en de rest probeerde Van Overvelt dat euvel te counteren door programmatoren direct te benaderen voor speellocaties én préfinanciering (aldus de verslagen van de Raad van Beheer van 1992 en 1993). Ondanks een moeizaam repetitieproces (een te lange tekst, wijzigingen van het decor, strubbelingen omtrent de planning) was Van Overvelt tevreden met de premièrevoorstelling, die positieve reacties kreeg. Maar nieuwe speelkansen leverde dat niet op, waardoor De koning en de rest slechts zes keer kon worden opgevoerd. Bovendien was de opkomst in Aalst en Anderlecht bedroevend laag, met telkens slechts een tiental volwassenen(!) in de zaal. Bezinning over de toekomst van het gezelschap drong zich op: Van Overvelt schroefde haar werkzaamheden tijdelijk terug met het oog op een goed voorbereide doorstart in de nabije toekomst. De algemene vergadering van juni 1993 bracht een klein lichtpunt: De koning en de rest zou in het najaar opnieuw worden opgevoerd in Turnhout, als voorbereiding op voorstellingen van het stuk op twee theaterfestivals, het Signaalfestival in Antwerpen en het Stekelbeesfestival in Gent.

Folder 'De koning en de rest' (voorzijde)Folder 'De koning en de rest'

Begin 1994 koos Van Overvelt Oidipous Royal Baby van de Nederlandse toneelauteur Rob de Graaf als volgende voorstelling van De Maand Mei. De première stond gepland tijdens het openingsweekend van seizoen 1994-95 in De Warande, maar werd wegens tijdgebrek uitgesteld. Opnieuw werd de voorstelling niet aangekocht door culturele centra, omdat ze niet binnen de diverse programmeringen paste en uit vrees voor een lage publieksopkomst, blijkt uit een vergaderverslag in het archief . Van Overvelt echter bleef rotsvast overtuigd van het bestaan van een jongerenpubliek voor de stukken van De Maand Mei, en in 1995 besloot ze om Oidipous Royal Baby op scholen te gaan opvoeren. Na enkele positieve ervaringen werd het roer definitief omgegooid naar kleine voorstellingen die makkelijk op scholen en andere locaties konden worden opgevoerd, vanuit de filosofie het theater naar jongeren toe te brengen. 
De aankondiging voor het volgende stuk van De Maand Mei laat zien dat de koerswijziging maar gedeeltelijk werd uitgevoerd: Mirad, een jongen uit Bosnië van toneelschrijver Ad de Bont was weliswaar een kleinschalige schoolvoorstelling, maar niet mobiel:

Mirad, een jongen uit Bosnië door De Maand Mei, kan je het best omschrijven als verteltheater. Vertellen gebeurt bij voorkeur in een intieme sfeer, waar de afstand tussen verteller en toehoorder klein is. Daarom willen we Mirad brengen op een speciaal daarvoor uitgekozen lokatie: een huiskamer-grote ruimte die we zelf inrichten.

In augustus 1996 werd beslist om het tienertheater stop te zetten na een laatste voorstellingenreeks van Mirad in september en oktober. Na acht jaar viel het doek over De Maand Mei – dat als toneelgezelschap luxemburg overigens wel doorging, en de focus verlegde van theater met jongeren naar theater voor jongeren. De verandering betekende voor Van Overvelt het einde van de samenwerking met Het Gevolg: luxemburg verhuisde naar Antwerpen waar het een eigen autonome koers zou varen. Ook het archief van luxemburg, dat zijn activiteiten eind 2016 stopzette, wordt bewaard in het Letterenhuis.

 

Mathias Balemans is filosoof en werkzaam als archivaris in het Letterenhuis.
Het archief van Het Gevolg (en bijgevolg dat van De Maand Mei) wordt momenteel geïnventariseerd en is binnenkort raadpleegbaar.

Meld je aan voor de nieuwsbrief