Lia Timmermans (1920-2002) werd geboren in Lier als eerste dochter van Felix Timmermans. Ze studeerde archeologie en kunstwetenschappen in Leuven en huwde in 1946 de reder Lou Aspeslagh, met wie ze zich in Oostende vestigde. Daar gaf ze enkele jaren les. Nadat ze in 1949 debuteerde met de sprookjesbundel Vertelselkens van ons land volgde in 1951 Mijn vader, een melancholisch boek over Felix Timmermans. Hiervoor kreeg ze in 1952 de Letterkundige prijs der Provincie Antwerpen. Een succes was Verloren zomerdag (1959), dat handelt over twee meisjes die verliefd worden op een jonge ingenieur. Het boek werd vertaald naar het Duits, verscheen in de 25-delige Zilveren Kompas-reeks, werd omgewerkt tot een hoorspel en een schooleditie en kwam op schoollijsten te staan.
In 1961 vertaalde Timmermans de sprookjes van koningin Fabiola, Los doce cuentos maravillosos, naar het Nederlands, waarop een periode volgde als eerste hofdame. Van 1962 tot 2000 vergezelde ze de koningin geregeld op culturele activiteiten. De roman Sabine Mardagas (1963), een verhaal over de liefde door de ogen van een jonge vrouw, won in 1963 de Prijs der Scriptores Catholici. Daarna legde Timmermans zich vooral toe op jeugdliteratuur, met avontuurlijke reeksen zoals Janneke en Mieke (1963-1967) en Widdel en Waddel (1968-1972), die werden geïllustreerd door zus Tonet (Antoinette) Meyer-Timmermans. In 1966 won Timmermans de Referendumprijs voor het Kinderboek (de voorloper van de Boekenleeuw), met Janneke en Mieke en het geheimzinnige blauwe duifje. Lia Timmermans overleed in 2002 in Oostende. Koningin Fabiola woonde haar begrafenis bij.
In het Letterenhuis bevinden zich onder meer enkele typoscripten van proza, manuscripten van hoorspelen, correspondentie met uitgeverij P.N. van Kampen, een reeks portretfoto’s en aankondigingen van lezingen en boekpublicaties. Ook van de contacten met koningin Fabiola bewaart het Letterenhuis materiaal.