Eind jaren twintig stelde de Nederlandse schrijver E. du Perron (1899-1940) een bloemlezing samen uit de gedichten van Jan van Nijlen (1884-1965), met wie hij in 1927 bevriend was geraakt. Heimwee naar het Zuiden werd in juli 1929 gedrukt in Brussel, op dertig exemplaren die door de dichter werden genummerd en gesigneerd. Het boekje (71 gedichten, 95 pagina's) verscheen niet in de handel.
Het Letterenhuis verwierf onlangs een door Van Nijlen gesigneerd handschrift van de enige 'primeur' uit die bundel, het sonnet 'Aan mijn vriend E. du Perron / bij zijn gedicht "Gebed bij de Harde Dood" '; het verscheen later ook in Van Nijlens Gedichten 1904-1938. Du Perron schreef het lange gedicht in maart 1928 na de dood van de Belgische schrijver Odilon-Jean Périer. Van Nijlen merkte er later over op:
Ik herinner mij nog goed welk een diepe indruk het 'Gebed bij de harde dood' op mij maakte [...]. Wat mij dadelijk trof toen hij mij die strofen voorlas, was de originele toon van dit gedicht, waarin niets, noch in rytme, noch in vorm, aan het werk van enig ander dichter was verwant.
'Gebed bij de harde dood' zou een van Du Perrons meest geciteerde gedichten worden.