Hoop en Liefde was een van de vele toneelverenigingen die aan begin van de 19de eeuw in groten getale werden opgericht en die een belangrijke rol speelden in het theaterleven. Uit de Antwerpse amateurgezelschappen zou in 1853 het Nationaal Tooneel ontstaan, het begin van het Nederlandstalige beroepstoneel in Vlaanderen.
Hoop en Liefde beweerde de oudste ‘maatschappij’ van Antwerpen te zijn. De ontstaansgeschiedenis is via een manuscript terug te vinden in het archief. Het manuscript vermeldt dat buurtbewoners op Driekoningen 1857 rond het Mariabeeld op de Kleine Markt waren samengekomen en een uitermate geslaagd smulfeest hielden. De bijeenkomst werd opgeluisterd met zang en toneel in de toenmalige toneelzaal De Konijnenpijp (later de Schouwburg Eendracht). Daarna werd op dinsdag 8 januari 1857 toneelmaatschappij Hoop en Liefde opgericht, met als devies ‘Voor Moedertaal en Vaderland’. De naam ontleenden ze aan die van twee oudere verenigingen die op sterven na dood waren: toneelvereniging De Hoop en De Liefde. Een nieuw gezelschap was geboren.
Hoop en Liefde had een toneel- en een zangafdeling en voerde elke winter ongeveer vijf toneelstukken op in bijvoorbeeld de Koninklijke Franse Schouwburg of de Vlaamse Opera, die als speellocatie konden worden afgehuurd. Ook hadden ze tal van extra activiteiten, zoals winter- en zomerfeesten, (gemaskerde) bals of concerten, en namen ze deel aan carnavalstoeten, Landjuwelen en dergelijke. Sinds de oprichting speelde Hoop en Liefde voornamelijk toneelstukken van Nederlandse of Vlaamse auteurs. Het repertoire varieerde van melodrama’s of blijspelen naar ernstige drama’s. Aan het begin van de 20ste eeuw speelde Hoop en Liefde wat toen als ‘modern theater’ gold en ook professioneel voor het voetlicht werd gebracht, bijvoorbeeld Ghetto van Herman Heijermans (in 1902) en Het Goudvischje van de eveneens Nederlandse Willem Gerard van Nouhuys (in 1903).
Het archief van Hoop en Liefde, dat vooral de vroegste periode van de vereniging beslaat, toont de diverse activiteiten van het gezelschap. Het archief bestaat uit ledenbestanden, partituren van de zangafdeling, eerste verslagboeken, toneelteksten, programmaboekjes, uitnodigingen, documentatie over stoeten, liefdadigheidsacties en feesten.