Wie is Geert van Istendael?
Geert van Istendael (1947) werd geboren in Ukkel, maar bracht zijn jeugd door in Utrecht. Dat verblijf wakkerde zijn liefde voor de Nederlandse taal aan en bezorgde hem een kritische houding ten opzichte van België én Nederland. Van Istendael studeerde sociologie en wijsbegeerte aan de KULeuven. Jarenlang was hij journalist en nieuwslezer bij de openbare omroep, met specialismen in Belgische politiek, architectuur, stedenbouw en Duitsland. Vanaf 1993 werd hij zelfstandig schrijver. Hij schreef columns, essays, poëzie en proza. Van Istendael is ook bekend als polemist. Hij sprak zich regelmatig uit over bijvoorbeeld religieus fundamentalisme, de verloedering van Brussel of het taalgebruik in Vlaanderen. Als uitvinder van de term ‘Verkavelingsvlaams’ verzette hij zich fel tegen tussentaal en pleitte hij voor Standaardnederlands. In verschillende debatten gaf hij aan te geloven in een ‘Heel-Nederland’, waar de Duitse, Franse en Nederlandse taal en cultuur elkaar ontmoeten en verrijken.
In zijn boek Het Belgisch labyrint of De schoonheid van de wanstaltigheid (1989) neemt Van Istendael België als land onder de loep. In 2005 publiceerde hij Mijn Nederland (2005), een ironisch boek over de Nederlanders. Zijn eerste misdaadroman Het lijk in de boomgaard verscheen In 2017; hij kreeg er de debuutprijs voor de beste Vlaamse misdaadroman voor. In 2020 verscheen de opvolger De danseres en het mes. In 1995 werd hij bekroond met de Geuzenprijs en in 2009 kreeg hij een eredoctoraat van de Open Universiteit. Van 2007 tot 2010 was hij voorzitter van PEN Vlaanderen. Van Istendael is ook vertaler van Duitse auteurs zoals Goethe, Heine en Brecht.
Van Istendael en het Letterenhuis
Van Istendael sprak zich in het verleden wel eens polemisch uit over het bestaan van het Letterenhuis. In BLAUWDRUK (2008), een uitgave van het Letterenhuis bij de 75ste verjaardag van de archiefinstelling, schreef hij een prikkelende bijdrage met de titel ‘Weg met het Letterenhuis’. Nederlandstalige auteurs schrijven in één taal, dus zou er maar één letterkundig museum moeten zijn voor alle literaire archieven: ‘Precies zoals er één Nederlandse taal is die schittert in duizenden facetten, zo is er één Nederlandse literatuur. En dus ook één huis dat die literatuur bewaart en verpleegt en den volke toont. En dat huis heet: Het Letterkundig Museum in Den Haag.’ Op zijn archiefdozen schreef hij alvast ‘Letterkundig Museum Den Haag’. Meer dan tien jaar later maakte hij daar ‘Antwerpen’ van. Het Letterenhuis en het Literatuurmuseum in Den Haag gaan nog steeds hun eigen weg, al koesteren ze nauwe banden. Vandaar dat het archief van Van Istendael nu in het Letterenhuis wordt ondergebracht.
Archief van Geert van Istendael
Het archief van Van Istandael bestaat uit zes archiefdozen en geeft een mooi beeld van zijn rijke (literaire) carrière. In het archief zitten manuscripten van zijn literaire werk, bijvoorbeeld van zijn dichtbundel Taalmachine (2005), maar ook documenten en voorbereidingen voor literair werk zoals voor Gesprekken met mijn dode God (2009), een boek waarin hij schrijft over zijn vader August Vanistendael (1917-2003), die drie dichtbundels publiceerde en persoonlijk raadgever was van de West-Duitse bondskanselier Konrad Adenauer en van kardinaal Jospeh Frings van Keulen. Het archief bevat ook verschillende notitieboekjes, vertalingen, knipsels en foto’s. Bijzonder is het boekje uit 1989 waarin Van Istendael notities maakte tijdens de persconferentie over het vallen van de Berlijnse muur. Maar ook zijn literaire contacten komen in het archief in beeld, door briefwisseling met onder anderen Benno Barnard, Jef Lambrecht, Jeroen Brouwers en Christine D’haen.