De Mechelaar Frans Olbrechts promoveerde in 1925 tot doctor in de Germaanse filologie met een proefschrift getiteld Een oud Mechels bezweringsformulier. Het onderzoek had hem niet alleen in contact gebracht met de wereld van de volksgeneeskunst en de folklore, maar ook met de studie van niet-Europese culturen (etnologie). Met een studiebeurs vertrekt hij in 1925 naar de Verenigde Staten van Amerika om les te volgen bij Franz Boas, de grondlegger van de Amerikaanse antropologie. Na zijn huwelijk in 1926 verrichtte hij veldwerk bij de Cherokee-indianen, wat hem levenslange contacten opleverde.
Na zijn benoeming aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in 1930 verlegde Olbrechts geleidelijk zijn interesse naar de kunst en cultuur van Afrika. Hij ondernam verschillende studiereizen, publiceerde veelvuldig en ontpopte zich tot een van de autoriteiten op het gebied van de Afrikaanse kunst. In 1935 ruilde hij de Brusselse musea in voor de Rijksuniversiteit van Gent, waar hij de grondlegger werd van het onderwijs in etnologie en wat toen “primitieve kunst” werd genoemd. In 1937 was hij een van de drijvende krachten achter de tentoonstelling Kongokunst in de Antwerpse stadsfeestzaal. Van groot belang voor zijn reputatie was ook de zogenaamde Ivoorkustexpeditie van 1938-1939, waarbij hij werd vergezeld door zijn studenten Pieter Jan Vandenhoute en Albert Maesen. Zijn boek Plastiek van Kongo, dat in 1946 verscheen, geldt als zijn magnum opus. In 1947, tenslotte, werd Olbrechts benoemd tot directeur van het Museum van Belgisch-Congo, het huidige Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (AfricaMuseum) in Tervuren.

Het archief van Frans Olbrechts, goed voor ruim zes meter, werpt een helder licht op de verschillende periodes van zijn rijke carrière. Zijn vele publicaties zijn zorgvuldig gedocumenteerd met onderzoeksnota’s, diverse tekstversies, drukproeven en briefwisseling.
Ook aanzetten van sommige publicaties zijn terug te vinden in de vijf archiefdozen met cursusnota’s uit de periode 1932-1946. Ze geven een beeld van de inhoud van de opleidingen aan de Gentse Universiteit, de uiteenlopende facetten van de etnologie en antropologie die Olbrechts zijn studenten bijbracht, en de bronnen die hij raadpleegde voor zijn cursussen.

De briefwisseling met meer dan 200 personen uit België, verschillende Europese landen en de Verenigde Staten van Amerika toont het indrukwekkende netwerk van Olbrechts. Daaronder bevindt zich correspondentie met tientallen internationaal gerenommeerde etnologen en antropologen. Opvallend is ook dat hij na zijn verblijf in de VS jarenlang bleef corresponderen met mensen die hij daar had ontmoet, onder wie Clinton Rickard, oprichter van de Indian Defense League.
Van groot belang voor onderzoekers zijn de documenten over de Ivoorkustexpeditie (1937-1938). Tijdens die reis hield Olbrechts een uitgebreid dagboek bij en noteerde hij zorgvuldig waar en wanneer stukken werden aangekocht. Deze aantekeningen zijn van groot belang om inzicht te krijgen in de verwerving van collectiestukken, onder andere uit de verzamelingen van de Universiteit Gent en het MAS te Antwerpen.

Tientallen losse foto’s, naast fotoalbums, brengen de loopbaan van Olbrechts tot leven.