Overslaan en naar de inhoud gaan

Borduren op een dravend paard.

Brieven van Roger van de Velde

Diane 's Heeren

Op 16 maart 1970 sturen Frans Strieleman, Walter van den Broeck en Hubert Lampo een petitie rond ten voordele van Roger van de Velde. De Commissie tot Bescherming der Maatschappij zou op 2 april van dat jaar beslissen over zijn vrijlating uit de strafinrichting in Merksplas. De media-aandacht voor het geval-Van de Velde na de publicatie van zijn boek Recht op antwoord in november 1969 en de succesvolle petitie maken ongetwijfeld indruk en Van de Velde wordt vrijgelaten.

Roger van de Velde werd voor het eerst gearresteerd in september 1961 toen bij een alcoholcontrole vervalste doktersvoorschriften in zijn auto werden gevonden. Hij was verslaafd geraakt aan de pijnstiller palfium, een opiumderivaat dat hij na een maagoperatie voorgeschreven had gekregen. Oorspronkelijk was het middel vrij verkrijgbaar, maar omdat het erg verslavend bleek, werd het na een tijdje alleen nog maar op doktersvoorschrift verstrekt. De inmiddels zwaar verslaafde Roger van de Velde nam zijn toevlucht tot het knoeien met voorschriften om aan zijn pillen te geraken.

Frans de Bruyn, 1966 Jan Coppens

Een psychiatrisch onderzoek kwam tot de conclusie dat hij leed aan ‘zware karakterstoornissen, gekenmerkt door instabiliteit, schizoïde introvertie en oppervlakkige levensinstelling zonder spontane emotionele reflexen; dit alles resulterend in een staat van erge geestesstoornis’. In februari 1962 werd Van de Velde geïnterneerd. De bedoeling was wellicht om hem tegen zichzelf in bescherming te nemen, maar aangezien er niets aan zijn verslaving werd gedaan, zette de internering weinig zoden aan de dijk.
Gedurende acht jaar zou Van de Velde korte perioden van vrijheid afwisselen met langere verblijven in gevangenissen en bijzondere instellingen.

Op het moment van zijn eerste aanhouding werkte Van de Velde al veertien jaar als journalist voor De Nieuwe Gazet. Hij had ook al enkele verhalen geschreven, maar zijn literaire carrière zou eigenlijk pas goed van start gaan tijdens zijn internering. In de verschillende instellingen waar hij werd ondergebracht schreef hij artikelen, luisterspelen en verhalen. In oktober 1965 had hij een verhalenbundel klaar, die in 1966 onder de titel Galgenaas zou verschijnen. De verhalen waren door de echtgenote van Van de Velde uit de ‘staatsresidentie’ van Turnhout gesmokkeld en bezorgd aan Frans de Bruyn.

De Bruyn was een goede vriend van Van de Velde en schrijver van verhalen, romans en reportages – zijn verhalenbundel Tekens in steen (1955) werd bekroond met de Arkprijs van het Vrije Woord. Hij bezorgde het typoscript van Galgenaas aan uitgeverij Bruna en zou ook gebruik maken van zijn contacten in de literaire wereld om Van de Veldes verhalen geplaatst te krijgen in bladen als De Vlaamse Gids, De Nieuwe Stem en Avenue.

Eind 2007 verwierf het Letterenhuis negen brieven van Van de Velde aan De Bruyn die een mooie aanvulling vormen op de 453 brieven die al tot de collectie-Van de Velde behoorden. De eerste brief dateert van 6 maart 1966, de laatste van 10 december 1966; zes ervan schreef Van de Velde vanuit de instelling in Merksplas waar hij in die periode geïnterneerd was. Op dat moment bereidde Bruna de uitgave van Galgenaas voor en had Van de Velde alweer een andere verhalenbundel klaar waarvan hij het manuscript ter inzage had gegeven aan de uitgeverij. Ook in Merksplas wilde Van de Velde schrijven, maar zoals hij op 12 mei 1966 aan Frans de Bruyn meedeelde, waren de omstandigheden er niet echt naar:

Ik ben naar hier gekomen met het ferme voornemen verder te laboreren aan verhalend proza, maar daar zal vooralsnog niet veel van in huis komen. Ik ben inderdaad, tot nader order, ondergebracht in een gemeenschappelijke zaal, waar nagenoeg honderd man samenhokken. In deze broeierige atmosfeer is het onbegonnen werk een behoorlijk woord op papier te zetten. Het is ongeveer zoals borduren op een dravend paard. Het werkt mij des te méér op de zenuwen omdat ik met de stof in mijn achterhoofd rondloop om een nieuw werkstuk op te zetten. Hopelijk word ik, na verloop van tijd, toch ingeschakeld in een cellulair regime, waar ik de nodige concentratie kan opbrengen om iets uit te broeden.

Brief Roger van de Velde aan Frans de Bruyn, 4 okt. 1966

Het schrijven van verhalen tijdens zijn internering is voor Van de Velde om verschillende redenen belangrijk, liet hij op 6 juni 1966 aan De Bruyn weten: ‘1) om een vacuum te vullen; 2) om er gebeurlijk wat aan te verdienen (waarom het niet bekennen?); 3) omdat ik het ook wel plezierig vond.’ De tweede reden is zeker niet onbelangrijk, want Van de Velde had vrouw en kinderen en probeerde met de publicatie van verhalen en de uitzending van hoorspelen bij te dragen aan het gezinsinkomen. Frans de Bruyn deed wat hij kon om daarbij te helpen, maar bleef ook kritisch voor de literaire productie van zijn goede vriend, zo blijkt uit dezelfde brief:

Denk vooral niet dat ik nu zit te treuren omdat het manuscript van mijn tweede bundel bij Bruna niet hetzelfde gulle onthaal heeft gevonden als ‘Galgenaas’. Ik stel het trouwens bijzonder op prijs dat je onomwonden je persoonlijke mening tussen mijn brood legt. Literaire kritiek is wellicht het enige terrein, waar eerlijkheid het langst duurt. Om je de waarheid te zeggen, is je kwotering voor mij niet eens een verrassing. Ik geef er mij volkomen rekenschap van dat ik die verhalen tijdens mijn verblijf in de instelling te Mortsel nogal lukraak en misschien ook te overhaastig heb geschreven.

Het tweede pakket verhalen dat Roger van de Velde aan uitgeverij Bruna had bezorgd, viel dus niet in de smaak. Maar de voorbereidingen voor Galgenaas gingen gewoon verder en Van de Velde toont zich in een brief aan De Bruyn van 4 oktober 1966 zeer opgetogen met het werk van zijn uitgever:

Zopas van Bruna drukproeven en omslag ontvangen van ‘Galgenaas’. Typografisch voortreffelijk vakwerk, in alle opzichten. Zowel wat druk, keuze van papier als omslag betreft. Die jongens, ginder in Utrecht, hebben beslist feeling voor stijl. Even had ik gevreesd dat Dick Bruna voor de dag zou komen met de klassieke tralies of boeventronies op het omslag, maar dat is niet het geval. Een sobere zwarte letter op de achtergrond van een ruwe bakstenen muur. Zéér suggestief. Het boek komt begin november in de handel.

Op 28 november 1966 – kort na het verschijnen van Galgenaas – werd Van de Velde weer vrijgelaten. Blijkbaar was het hem tijdens zijn verblijf in Merksplas toch gelukt om te schrijven, want een week na zijn vrijlating stuurde hij een aantal nieuwe verhalen aan Frans de Bruyn op, alsook een eerste versie van het pamflet Recht op antwoord, dat handelt over censuur en vrije meningsuiting en focust op de specifieke situatie van Van de Velde zelf. De tekst zou in april 1967 in het Nieuw Vlaams Tijdschrift verschijnen; een sterk herwerkte versie werd in november 1969 als boek uitgegeven in de Sigmareeks van uitgeverij Sonneville.

Roger van de Velde, cover 'Recht op antwoord', 1969

In december 1966 lijkt alles goed te gaan met Van de Velde: hij is vrij, heeft pas een boek uit, er liggen nieuwe teksten te wachten op publicatie en hij is weer aan de slag bij De Nieuwe Gazet. En, zoals hij er in een brief van 10 december 1966 aan toevoegt: ‘ik ben “in” zonder dat daar nog enige artificiële stimulans aan te pas komt. Ik heb mij nog nooit zo goed gevoeld.’

Toch is dit niet het einde van zijn lijdensweg: op 18 augustus 1967 belandt hij opnieuw in de psychiatrische annex van de gevangenis van Antwerpen. Zonder behandeling van de pillen afblijven lukt Van de Velde niet. Nadat zijn zaak door de publicatie van Recht op antwoord en door de genoemde petitie voor zijn vrijlating in de belangstelling is gekomen, wordt besloten om geld in te zamelen zodat Van de Velde naar de Jellinek-kliniek in Amsterdam kan om van zijn verslaving af te komen. Het initiatief komt te laat: op 30 mei 1970, enkele dagen voor hij in Amsterdam verwacht wordt, sterft Roger van de Velde in een Antwerps café. Een laatste dosis palfium werd hem fataal.
 

6- 2009

Meld je aan voor de nieuwsbrief