Overslaan en naar de inhoud gaan

Het begin. Over 'Duet met valse noten'.

door Bart Moeyaert

Een tijdlang heeft Duet met valse noten een titel gehad die geleend was, of zal ik zeggen: onhandig gestolen. De titel van het liedje ‘I’d rather be blue over you’ uit de musical Funny Girl (1968) had ik omgebouwd tot ‘Ik denk liever blauw over jou’. Ik had op dat moment nog niet door dat het Engelse blue niet romantisch bedoeld was. Op de eerste bladzijde van het eerste schrift waarin ik begon — het werden er uiteindelijk drie — plakte ik een gedroogd herderstasje uit mijn herbarium. Met een viltstift gaf ik de plant een blauwe halo. 

Bart Moeyaert, Duet met valse noten (met herderstasje)

Een jaar later verklapte mijn zwangere schoonzus de namen die ze voor de baby in gedachten had. Ofwel werd het Liselot, ofwel Lander. Ik vond ze allebei mooi, ze klonken als de namen voor een paar dat bij elkaar hoorde. Ik schrapte de namen die ik tot dan toe had gebruikt, Judith en Bart, en doopte kort daarna ook mijn boek om. Waarschijnlijk onder invloed van de jeugdboeken van het moment, die titels uit de spreektaal plukten, koos ik voor Zeg maar dat ik gek ben, een titel die de lading niet dekte. Logischer zou het zijn geweest als ik voor Zeg maar dat ik gek op je ben had gekozen. 

Meer dan twee jaar na de eerste zin, ik was nog net geen zestien, schreef ik de laatste zin van mijn boek. De laatste zin uit het manuscript is: ‘Die meid toch.’ In het typoscript en het uiteindelijke boek is de laatste geworden: ‘Het lijkt wel alsof ze écht lam is.’ 

Van de laatste punt in mijn manuscript heb ik met vulpen een heel grote punt gemaakt. Ik wist met stellige zekerheid dat er geen zin meer bij zou komen, en voelde me bevrijd. Duet met valse noten was wat mij betrof af. Of beter: Duet met valse tonen was wat mij betrof af — een subtiel verschil van twee letters. In de eerste versie vertelde Lander het verhaal tot op een dramatisch moment, en daarna vertelde Liselot verder. Twee delen, wat mij betrof genoeg voor een duet. 

Toen ik bijna zeventien was, veranderde een weekendje in Amsterdam het einde van Duet met valse noten. Door dat verblijf, waarvan ik erg onder de indruk was, omdat mijn oudste broer — die een jaar in Amsterdam heeft gewoond — me de bijzondere plekken van de stad liet zien, groeide het idee om Lander en Liselot opnieuw samen te brengen op een podium. De extra uitvoering van Moord in Parijs zou doorgaan in Amsterdam, in het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond, vlak bij het Rokin, waar de dramatische laatste bladzijden van Duet met valse noten zich afspelen. 

In 1981 stond mijn besluit vast: ik zou mijn boek naar een uitgever sturen. Die warme zomer, terwijl iedereen buiten van de zon genoot, tikte ik in de koelte van mijn kamer aan de noordkant van het huis het hele verhaal over op mijn oude schrijfmachine. 

Uitgever nummer 1 wees het boek af in een brief gedateerd 17 december 1981, zonder motivatie. Schrijfster Mireille Cottenjé, die ik na een lezing in Knokke aansprak, en aan wie ik had gevraagd of ik haar mijn manuscript mocht bezorgen, reageerde amper een week later per telefoon. Of ik onmiddellijk naar haar toe wilde komen. Ze was erg enthousiast en maakte een aanbeveling van het manuscript voor uitgever nummer 2, maar ook die reageerde niet positief. Schrijver Jos Vandeloo, die toen hoofd algemene uitgaven was van uitgeverij nummer 2, meldde me dat de reacties van het leescomité helaas nogal tegenvielen, zeker na de bijzonder hartelijke aanbeveling van Mireille Cottenjé. ‘Persoonlijk vind ik dat ontzettend jammer. […] Misschien kunt u het werk toch nog voorleggen aan een andere uitgever van jeugdboeken.’ 

Wat ik ook deed. Onderhand wilde ik heel graag dat mijn boek zou worden uitgegeven. Al mijn hoop was nu gericht op uitgeverij Altiora, waar Duet met valse noten in het postvak van uitgever Norbert Vranckx lag. Hij had — wist ik toen uit een krantenbericht — de opdracht om een frisse wind te laten waaien door het indommelende Altiora. 

Op 16 maart 1982 stuurde hij een positief antwoord. ‘Na onderzoek door onze lektoren bleek dat uw manuscript voor uitgave in aanmerking kan komen.’ De eerste van twee officiële brieven die ik ooit van hem zou ontvangen. Zijn eerste brief laat ik steevast aan het publiek zien als ik een lezing geef over mijn boeken. Norberts antwoord was het begin van alles. 

Bart Moeyaert, Duet met valse noten, schrift 1Bart Moeyaert, Duet met valse noten, schrift 2Bart Moeyaert, Duet met valse noten, schrift 3

Hij schrok een beetje toen hij me voor het eerst zag. Hij had geen jongen van zeventien verwacht. Ik had met geen woord over mijn leeftijd gerept. Els Beerten, toen lector bij uitgeverij Altiora, later zelf auteur, werd aangewezen om me bij het herwerken van het manuscript te begeleiden. In mijn archiefdozen hebben zich kattebelletjes en kaartjes opgestapeld die Norbert me tussen 16 maart 1982 en het najaar van 1994 schreef. Hij maakte de posterijen rijk, hij schreef vaak, ik had geen telefoon. De nieuwtjes schreef hij in hemelsblauwe inkt op a5-velletjes van een notitieblok. Soms gebruikte hij meer kaartjes dan hij van plan was geweest, en dan nummerde hij ze voor de leesvolgorde. De nummering was niet altijd even logisch. Enveloppen met meer dan één kaart erin waren spannend. 

Een proefdruk van het omslag van Duet met valse noten kwam per post, onaangekondigd. Er was niet overlegd. Ik ging er toen nog van uit dat de auteur wat vormgeving betreft niets in de melk te brokken had, en was alleen maar aangenaam verrast. Ik was erg blij met het omslag, getekend door André Sollie. Ik herinner me dat ik alleen thuis was en popelde om het aan iemand te laten zien. Ik kende het werk van Sollie en vond zijn collagetechniek, de kleuren en de sfeer perfect passen bij het boek. Ik wist hoe Liselot en Lander eruitzagen, maar hun gezichten zijn door het eerste omslag van het boek veranderd in de gezichten die André Sollie op papier heeft gezet. Ik kan ze me nu niet anders meer voorstellen. 

De officiële perspresentatie van Duet met valse noten vond op dinsdag 18 oktober 1983 om 19.30 uur plaats in een boekhandel in Brugge. De toenmalige minister van Onderwijs, wijlen Daniël Coens, had het die avond in zijn toespraak over het leesonderwijs, en over een onderzoek van de Universiteit van Antwerpen waaruit gebleken was dat de behoefte om spontaan in de vrije tijd te lezen bij jongeren daalde naarmate de leesdruk vanuit de school groter werd. Els Beerten zei in haar toespraak  

dat ze al bij het lezen van het manuscript vermoedde dat er met dit boek iets ongewoons aan de hand was. […] Er is geen valse poging merkbaar om taboes te doorbreken, er zijn geen zogenaamd hippe woorden te bespeuren, hier heeft iemand elk woord enthousiast neergeschreven, iemand die schrijft zoals hij voelt en niet zoals volgens de laatste mode gevoeld moet worden. 

Van mijn ouders en mijn broers kreeg ik een baksteen. Een broer nam het woord in naam van de hele familie: 

Op het eerste gezicht lijkt dit een doodgewone rode steen, en dat is ook zo. Natuurlijk is deze steen hier niet dé steen die we je willen geven. De echte is nog niet klaar. […] We hopen dat we je nog veel stenen zullen mogen geven, en dat je er ooit mee zult kunnen bouwen, dan geven we je nog wel eens een deur ook. 

Op het moment dat Duet met valse noten verscheen, was ik negentien, en nog niet afgestudeerd. Ik had last van de boze buitenwereld. Ik had altijd veilig in mijn kamer zitten schrijven en nu kreeg er ik ook nog lezers die ik niet kende bovenop. Lezers had ik nog niet eerder gehad. De positieve en negatieve reacties overdonderden me. Het duurde drie jaar voor ik mijn tweede boek kon afmaken. Tijdens mijn studiejaren in Brussel veranderde ik een paar keer van adres en ik dacht ook een paar keer dat ik de ware liefde had gevonden. Al die tijd was er een constante: de kaartjes en briefjes van Norbert. Ik klasseerde ze chronologisch op mijn bureau, in het zicht. Het was de correspondentie van Mijn Uitgever. In 1985 ging ik in de zomer mijn hart achterna. Mijn vader en moeder dachten dat ik in Brussel was en wachtten op nieuws van me, ik verbleef in Parijs en leefde er van de dauw en de nieuwe geliefde. Die zomer in Parijs nam ik belangrijke beslissingen, niet alleen over mijn leven, maar ook over mijn schrijverschap. Ik schreef geen brieven aan leeftijdsgenoten of aan familie. Ik schreef onaffe brieven aan mijn uitgever. Dat ik de brieven niet afmaakte, lag aan de onrust van die zomer. Dat ik de brieven aan mijn uitgever richtte, maakt duidelijk dat ik hem toen echt als mijn uitgever beschouwde. Het is mooi als iemand een manuscript in een boek kan veranderen, maar het is niet genoeg. Je bent pas een uitgever met een hoofdletter als je eigen leven nauw verbonden raakt met dat van je schrijver, waardoor je zijn geschiedenis, en dus ook zijn werk, verandert. 

Zodra Duet met valse noten in de winkels lag, maakte het furore. In Vlaanderen was het lang geleden dat er een nieuwe schrijver van jeugdboeken was bijgekomen, en het feit dat die nieuwe auteur ook nog eens jonger dan twintig was, vonden mensen heel bijzonder. De kritiek was het niet met elkaar eens. Het ging van jubelend naar uitgesproken negatief, en toen het boek ook nog eens de Prijs van de Kinder- en Jeugdjury won, begon de storm pas goed. De ene recensent vond dat het boek op het peil stond van een flink opstel uit de lagere middelbare school, de andere vond het een verbluffend debuut. In een interview met het cultuurtijdschrift Tmuzet vroeg journalist Luk Lammens me in het voorjaar van 1984 of er door de tekstredacteur van Altiora – voor de duidelijkheid: niet Els Beerten – vaak was ingegrepen. Ik verzweeg het feit dat ik erg veel werkwoordsfouten maakte, maar antwoordde verder in alle eerlijkheid. ‘Er is geschrapt, maar nooit echt ingrijpend’, zei ik. Uit het interview citeer ik: ‘Op inhoudelijk vlak verdween er niets […]. Er werd het meest gecorrigeerd op taalgebruik.’  

Duet met valse noten was een verkoopsucces: de eerste oplage van welgeteld 4023 exemplaren was in vier maanden uitverkocht, een tweede druk volgde in februari 1984, een derde druk in december 1984, telkens een hoge oplage. In een interview met het kindercultuurtijdschrift Pluizer in 1984 merkte schrijfster Mireille Cottenjé nuchter op: 

Ik wil niet zeggen dat Duet met valse noten een hoogvlieger is, maar ik geloof sterk dat die jongen talent heeft. En als blijkt dat hij het niet heeft: wees gerust, dan zal het bij dat ene boekje blijven.  

Aan alle aandacht moest ik wennen. Ik was altijd ‘alleen’ geweest, een dromer, een zwijger. Plotseling moest ik overal een mening over hebben en werd ik schrijver genoemd, terwijl ik nooit had gedacht dat ik schrijver zou worden, laat staan jeugdboekenschrijver, zoals ik genoemd werd. Ik wist zelfs niet dat dat een beroep was.  

 

Bart Moeyaert is schrijver. Zijn jongste boek, Een ander leven, verscheen in april 2024 bij De Arbeiderspers. 

 

[Zuurvrij 46, juni 2024]

Meld je aan voor de nieuwsbrief