Overslaan en naar de inhoud gaan

Taalkunstenaar Streuvels

De week van het Nederlands zet de taal op stelten. Op zoek naar taalkunstenaars doken we in onze depots en kwamen uit bij… Stijn Streuvels.

Bij taalkunstenaars denken we nu misschien eerder aan slampoets en rappers, maar Stijn Streuvels verdient deze titel zeker en vast ook. In onze pas geopende expo Oogen die kijken bieden we een blik in zijn fotoarchief. Voor de week van het Nederlands grijpen we naar zijn romans.

Er is al veel geschreven over de taal van Streuvels. In de inleiding van de nieuwe heruitgave van De teleurgang van de Waterhoek schrijft Erik Vlaminck: ‘Een ronduit meesterlijke schrijfstijl die er voor zorgt dat ritme, alliteratie en woordklank er op zowat elke pagina garant voor staan dat het proza een subtiel franje van poëzie krijgt.’ In zijn manuscripten is te zien hoe Streuvels schrapt en herschrijft in zijn zoektocht naar de juiste woorden.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Pagina 4-6 uit ‘De teleurgang van de Waterhoek’ 

Maar het stopte niet bij de selectie van de juiste woorden. In 'Het leven en de dood in den ast' zien we de speelvogel in Streuvels aan het werk. Wanneer Streuvels op de grenzen van het Nederlands stuitte, bleef hij niet bij de pakken neer zitten. Hij creëerde zijn eigen woorden als de bestaande woordenschat tekortschoot. In onderstaand fragment beschrijft Streuvels enkele muizen die ’s nachts rondlopen in den ast (= de chicoreidroogoven waar het verhaal zich in afspeelt):

Het toneelspel neemt zijn gewoon verloop; nadat ieder zijn bekomste heeft en de nooddruft voldaan is, begint de leute en de zottemarterije, het buitelen en dansen, kachaaien en ginnegabben, piokken, takelen, tjokken, tinsen en titsen, trijkelen, kullebukken, hossebrokken, zeerden, pierlen, kokeren en dertelen, al overhoop,– alsof ze op eigen gebied, alleen meester waren en in de hele wereld niemand vrezen moesten. Geen enkel van die zotgemutste muizen die ’t gevaar vermoedt welke hen boven ’t hoofd hangt – die oog of oor heeft op ’t geen in de donkere verdiepen van het dak, op de hanebalken verscholen zit – het gedrocht dat uit zijn verheven troon, heel dat kluchtspel van het brooddronken gespuis gadeslaat en afloert, om er op ’t gepaste ogenblik tussen te springen, en aan ’t spektakel van die balleganters een eind te maken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het uitbundige van de beweging van de muizen wordt versterkt door de creatieve woordkeuzes van Streuvels. Moest hij hier gekozen hebben voor werkwoorden uit de standaard Nederlandse taal, zoals lopen, kruipen of schuifelen, dan kregen we vast een heel ander schouwspel in onze verbeelding. Wanneer je het citaat luidop leest, komt ook het klankspel dat Streuvels zo graag oproept duidelijk naar boven: de alliteraties en assonanties spatten van de pagina. Het West-Vlaamse dialect draagt bij tot het ritme in zijn taal. Toch is het dit West-Vlaams dat er tegenwoordig toe leidt dat Streuvels herlezen niet altijd even makkelijk is.

Bij het lezen van De vlaschaard zorgt de titel van het eerste hoofdstuk wellicht al voor problemen: ‘De zaaihede’, oftewel zaaitijd. Streuvels was zich hier ook zelf bewust van; zo schreef hij aan schrijver en vriend Antoon Coolen:

Ik redeneer zo: kleur, sappigheid in regionale literatuur, goed- en – wel, maar dat alles verliest volkomen zijn effect voor den lezer die met het dialect onbekend is.

De afgelopen maanden lazen verschillende collega’s het oeuvre van Streuvels. Afkomstig uit West-Vlaanderen, Antwerpen, Leuven en Amsterdam, allemaal waagden we ons aan het sappige (zelfbedachte) West-Vlaams. Dat was niet altijd even makkelijk, ook niet voor de streekgenoot van Streuvels. De recente heruitgaven hebben achterin het boek een verklarende woordenlijst die ons af en toe uit de nood hielp. Maar allemaal kwamen we tot de conclusie dat je die verklaringen minder vaak nodig hebt dan gedacht. Lees de zin over de muizen in de Ast opnieuw:

nadat ieder zijn bekomste heeft en de nooddruft voldaan is, begint de leute en de zottemarterije, het buitelen en dansen, kachaaien en ginnegabben, piokken, takelen, tjokken, tinsen en titsen, trijkelen, kullebukken, hossebrokken, zeerden, pierlen, kokeren en dertelen, al overhoop,– alsof ze op eigen gebied, alleen meester waren en in de hele wereld niemand vrezen moesten.

Sluit daarna je ogen. Zie je de muizen bewegen? Om de kracht en creativiteit van de taal van Streuvels te ervaren, hoef je niet exact te weten wat ieder woord betekent. Je hoeft geen definitie te kunnen geven van ‘kachaaien of kullebukken’ om te begrijpen dat die muizen uitbundig liepen, sprongen, rolden en buitelden over de vloer van de ast. Dus laat de taal van Streuvels over je heen komen, probeer te voelen en de betekenis af te leiden uit de context. Raadpleeg indien nodig de woordenlijst en geniet vooral van het schouwspel dat de West-Vlaamse woordkunstenaar in ieder van zijn boeken oproept.

Voor wie zijn ogen liever openhoudt is er natuurlijk nog tot eind december onze expo Oogen die kijken over de prachtige foto’s die Streuvels zelf maakte en verzamelde. 

Meld je aan voor de nieuwsbrief