Beroepshalve was Jo Verbrugghen (1931-2006) notaris te St-Lievens-Houten, bij Aalst. In 1990 vestigde hij zich in Houffalize, het geboortedorp van zijn echtgenote, de beeldhouwster Francine Urbin Choffray (°1929).
Verbrugghen was actief in het Aalsterse culturele leven, onder meer als medestichter en ondervoorzitter van het Louis Paul Boongenootschap. Later engageerde hij zich in het lokale Waalse kunstleven. Hij was ook een van de oprichters en de hoofdredacteur van het tijdschrift Cyanuur, ‘tweetalig arrière-garde tijdschrift’ (1955-1956). Verder schreef hij kunstkritieken en verhalen voor diverse andere tijdschriften zoals De Meridiaan, De Tafelronde, De Vlaamse Gids en Nieuw Vlaams Tijdschrift.
In het archief zijn Verbrugghens gedichten en verhalende proza vooral aanwezig in manuscript- of typoscriptvorm.
Zo zijn er twee romanfragmenten (‘IRAH’ en ‘Lintwormen. Losse roman in drie delen’) en talrijke korte verhalen met titels als ‘De boom Yggdrasil’, ‘Het verhaal van Tajmakan’, ‘De grote gevederde slang’ en ‘De Tollundman’. Het is proza met een bevreemdende, mythische inslag. Zijn poëzie ademt dezelfde sfeer, surrealistisch van toon. Verbrugghen schreef ook veel gedichten waarin hij probeert door te dringen tot de kern van het werk van plastische kunstenaars als Yves Rayé en Maurice Wyckaert.
In het archief zijn Verbrugghens gedichten en verhalende proza vooral aanwezig in manuscript- of typoscriptvorm.
Verbrugghen was een veelgevraagde inleider op tentoonstellingen en een productief schrijver van kunstkritieken en -beschouwingen, zoals ook uit het archief blijkt. In deze teksten geeft hij blijk van zijn voorkeur voor de fantasmagie, een mengvorm van surrealistische en mythische elementen, met veel aandacht voor het werk van de schilder Aubin Pasque en voor de Tsjechoslowaakse grafiek.
Hij schreef verder over kunst uit Haïti en Oceanië, over Joodse kunst en Eskimokunst. Uit zijn teksten over individuele kunstenaars komt een brede belangstelling naar voren voor uiteenlopende kunstenaars als Luc Peire, Albert Raty, Michel Seuphor, Roger Somville, Serge Vandercam, Roger Raveel, Jean-Jacques Gaillard, de Ardeense landschapsschilders.
De uitgebreide brievenverzameling illustreert het grote netwerk dat Verbrugghen had in Vlaamse, Waalse en internationale artistieke kringen. Zijn archief bevat naast wenskaarten van Paul Delvaux en René Magritte ook brieven van onder meer Edgard Tytgat, Michel Seuphor, de Israëlische schilderes Bella Brisel en de Franse schrijver Henri Chopin.