In 2015 trof Lampo in het archief van de schrijver, journalist en stadsbibliothecaris Emmanuel de Bom (1868-1953) een tot dan toe gesloten mapje met brieven aan. Ze vertellen het verhaal van de onstuimige verhouding tussen de jonge Mane de Bom en zijn ‘Clärchen’: oftewel Clara Gaesch, een vrouw van lichte zeden.
Gebruikmakend van deze en andere brieven uit het enorme archief van De Bom in het Letterenhuis schetst Lampo deze gedoemde relatie te midden van de bruisende Belle Epoque in Antwerpen – en ook in Amsterdam en Keulen. De lezer maakt kennis met het ontluikende schrijverstalent van De Bom, die faam verwierf met zijn stadsroman Wrakken (1898), als medeoprichter van het grensverleggende tijdschrift Van Nu en Straks en als decennialange correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1904-1940).
Clara. De geheime liefde van Emmanuel de Bom, liefdesverhaal en wervelend tijdsbeeld.
Emmanuel de Bom 1868-1953
Emmanuel de Bom verliet op zijn zeventiende de schoolbanken en werd klerk bij de Stad Antwerpen, een baan die hij nogal beschamend vond. In 1891 ging hij werken in de Stadsbibliotheek, opnieuw als klerk, maar hij werkte zich op: hij was er bibliothecaris van 1911 tot 1918, het jaar waarin hij, samen met stadssecretaris Hubert Melis, stadsarchivaris Jan Denucé en onderbibliothecaris Maarten Rudelsheim uit de stedelijke dienst werd ontslagen omwille van flamingantische sympathieën. In 1926 werd hij opnieuw tot stadsbibliothecaris benoemd; in 1933 volgde Lode Baekelmans hem op.
Als stedelijk cultureel ambtenaar heeft De Bom uiterst belangrijk werk verricht. Een bijzondere vermelding verdient zijn bedrijvigheid als organisator van tentoonstellingen: hij was het die in 1912 de grote Conscience-tentoonstelling maakte en in de catalogus het idee opperde een museum aan de Vlaamse letteren te wijden, wat hem de geestelijke peetvader van het huidige Letterenhuis maakt.
Emmanuel de Bom, lezend en leunend tegen de rekken. In zijn bureau in de Stadsbibliotheek, ca. 1906
De Bom was al zeer vroeg als journalist bedrijvig en schreef onder meer toneelkritieken voor De Koophandel van Antwerpen. Van 1904 tot 1940 was hij correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant en van 1920 tot 1926 redacteur van De Volksgazet, waar hij door bemiddeling van Stijn Streuvels terecht was gekomen nadat het stadsbestuur hem aan de deur had gezet.
De Bom stond aan de wieg van de tijdschriften Van Nu en Straks, Vlaanderen en Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Zeer jong werd hij lid van het Antwerpse Taalverbond, waar hij in contact kwam met de Antwerpse liberale en vrijzinnige intelligentsia. Op literair vlak was hij opgegroeid in de sfeer van de Vlaamse romantiek; later was zijn grote voorbeeld in Vlaanderen Pol de Mont. Internationaal werd hij bijzonder geboeid door Ibsen (van wie hij een stuk vertaalde en aan wiens leven en oeuvre hij een studie wijdde), William Morris, die eveneens het voorwerp was van een studie (William Morris en het Boek), de Prerafaëlieten en de Franse symbolisten.
August Vermeylen en Emmanuel de Bom in gesprek met op de achtergrond oa. Lode Zielens, 1932
Vooral De Boms ontmoeting met August Vermeylen, een totaal andere persoonlijkheid dan hijzelf, is enorm belangrijk geweest: beiden voelden heel scherp de behoefte de ramen van de Vlaamse cultuur wijd open te zetten om de artistieke geest van de hele wereld binnen te laten. Van dit artistieke internationalisme getuigt ook zijn literaire werk. Zijn toneelstuk De pessimist (1891) is in feite een poging om het nieuwe theater à la Ibsen in Vlaanderen te introduceren; zijn roman Wrakken (1898) is een van de eerste psychologische stadsromans in de Vlaamse letterkunde, een pessimistisch egodocument dat baadt in een weemoedige fin-de-siècle sfeer. Zijn latere bellettristische werk is gemoedelijk en onderhoudend maar op literair vlak passé; als journalist, essayist en chroniqueur van het literaire leven is De Bom echter steeds op niveau gebleven.