Overslaan en naar de inhoud gaan

Waarom romanschrijver worden?

door Fikry El Azzouzi

Wat motiveerde mij om boeken te gaan schrijven? 
Voor het geld hoefde ik het alvast niet te doen. Een roeping die diepgeworteld is in mijn geest? Dat lijkt me overdreven. Voor de erkenning en waardering? Waarschijnlijk wel. Om een impact te hebben op de maatschappij? Welke schrijver wil dat niet. Kon ik dan niet kiezen voor een beroep met meer impact? Verkoper? Mecanicien? Loodgieter?

Er is niets aan schrijven. Het enige wat je doet, is voorovergebogen achter een laptop zitten en typen. Elke dag diezelfde uitputtende strijd om erachter te komen wat je denkt, ziet en om te onderzoeken wat het voor jou en de lezer kan betekenen.
En toch… al snel realiseerde ik me dat ik alleen al schrijvend zoveel van mezelf kwijt kon. Een creatieve uitlaatklep waarmee ik gedachten en emoties kon delen. De verbeelding en inspiratie leken onuitputtelijk te zijn. Alsof ik een of andere superkracht had. Bovenal leerde ik mezelf steeds beter te begrijpen. 
De eenzaamheid duwde me niet alleen vooruit, het was ook een veilige haven waar ik mijn wereld met al zijn angsten kon blootgeven. Het draaide rond auteur en pen, niemand die over mijn schouder meekeek. Geen sociale druk van de omgeving of de gemeenschap. Vrienden en familie wisten pas van mijn schrijfambities toen mijn eerste roman in de winkels lag.

Wat heeft het schrijven in gang gezet? Ik ben afkomstig van een gezin van Marokkaanse migranten die begin jaren zeventig in België arriveerden. Mijn ouders kwamen als analfabeten aan in een onbekend land. Dan lijkt het me maar logisch dat er thuis geen boeken te vinden waren, laat staan dat ik gestimuleerd werd om te lezen. 
Mijn vader werkte dag en nacht, moeder was huisvrouw voor één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen kinderen. Brood op de plank en zorgen voor een degelijke opvoeding, dat was hun voornaamste bezigheid. Het verhaal van Pluk en de Petteflet het minste van hun zorgen. En waar zou je de tijd vinden om voor één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen kinderen voor te lezen?
Geen wonder dat lezen bij mij op een laag pitje stond. Zeker omdat ik dromen had waar het schrijverschap niet mee kon concurreren. Topvoetballer worden bijvoorbeeld. Maar wel op zo’n bovenaards niveau dat zelfs Messi modaal leek te spelen. Ook al was mijn vader ronduit tegen – ik kan me niet herinneren dat hij ooit naar een wedstrijd keek – voor mij leek het een kwestie van tijd voor ik mijn gelijk zou bewijzen. Of ik zou een wereldberoemde zanger of acteur worden, maar dat alleen als plan B. Ik had nog een joker liggen: superheld worden. Op een dag zou ik transformeren, mijn superkrachten zouden eindelijk tot uiting komen, genre Batman of Spiderman. Werk genoeg, in mijn jonge jaren kwam ik al genoeg schurken tegen.

Ik vond mijn eerste taalprikkel in het huis van God.
Aan de overkant van mijn ouderlijke huis was er een kerk. Met in de kelder geen wijn, geen weeskinderen, maar een kleine bibliotheek. Ik wist van het bestaan ervan, schuilde er niet alleen voor weer en wind, maar las er vooral sprookjes en strips. De bibliotheek was minuscuul, het aanbod erg beperkt. Dus las ik jarenlang steeds weer dezelfde sprookjes en strips.

Ik groef verder in mijn geheugen, zocht naar voorbeeldfiguren of spirituele voortekens. Ik dacht aan de lagere school. Als kind haalde ik uitstekende resultaten, had ik twee linkerhanden en werd ik vaak gepest. De typische jonge jaren. Het schooljaar zat er bijna op en mijn moeder en oudste zus luisterden op het oudercontact naar de aanbevelingen van de schooldirecteur. Het leek erg duidelijk. Voor hem bestond er geen andere optie dan technisch onderwijs. Er was nood aan vakmannen. Ik moest me ook ergens thuis kunnen voelen, en dat kon alleen als ik samen met mijn Marokkaanse vriendjes een thuisgevoel creëerde. Moeder dacht dat de directeur het goed bedoelde, mijn twee jaar oudere zus vond mij een dombo met een veel te grote mond. Mij kon het niets schelen. Ik had grootse dromen in mijn achterzak.

Samenvatting van de middelbare school: catastrofaal, ellendig, treurig. De eerste jaren deed ik iets met elektriciteit en mechanica. Schaven, frezen en ik had daarbij het talent om machines de vernieling in te jagen. Iets anders dan maar. Loodgieter. Dat leek al helemaal niets te worden. Tot op de dag van vandaag kan ik geen lekkende kraan repareren. Ik heb het wel geprobeerd, maar dat maakte het alleen maar erger.
Tijdens die frustrerende jaren werd er iets in me wakker. Ik voelde een onrecht, werd kwaad als ik eraan dacht. Die schooldirecteur met zijn ‘zich thuis voelen’. Dat was gewoon plat, racistisch en met slechte bedoelingen. Die superkrachten mochten wat sneller tot uiting komen.

Maar goed. Andere school, andere richting. Bij verkoop-etalage werd ik getolereerd. Daar volgde mijn tweede prikkel. Door… tromgeroffel… juffrouw Moens. Na al die jaren ben ik haar naam niet vergeten. Iedereen moest een opstel schrijven, een brief of een gedicht kon ook – exact weet ik het niet meer. Ik weet wel dat ik het op de een of andere manier klaarspeelde om iets neer te pennen. Juf Moens vond het resultaat erg sterk geschreven. Niet alleen mooi, maar het had haar ook geraakt. Ik was geen complimenten gewend. Mijn ego was meteen gestreeld en voor de eerste keer dacht ik: misschien… zit er wel… een… schrijver in mij. Het was een enorme duw in de rug. 
 

Covers van romans van Fikry El Azzouzi

Vele jaren later had ik de kans om met juf Moens te praten. Ik werd uitgenodigd voor een lezing en met enkele romans, een handvol toneelstukken en tal van columns op mijn palmares, kon je zeggen dat ik al een gevierd auteur was met een monumentaal oeuvre. Alleen jammer van die lekkende kraan. Ik vertelde over het opstel en dat zij de eerste was die me stimuleerde. Zij gaf me het nodige vertrouwen en zonder haar lovende woorden was het waarschijnlijk niet gelukt. Eerst leek het alsof ze kikkers uit de lucht zag vallen, daarna vroeg ze of ik wel de juiste persoon voor ogen had. Nadat ik het herhaaldelijk bevestigde, dacht ze even na en vroeg: ‘Heb ik aan jou lesgegeven? Dat weet ik echt niet meer.’
Zodra ik namen gaf van andere klasgenoten die blijkbaar meer indruk hadden gemaakt, begon het haar ietwat te dagen. Tal van verontschuldigingen volgden, ook al nam ik haar niets kwalijk. Juf Moens gebruikte geen leugentjes om bestwil. Ze gaf toe dat ze iedereen complimenteerde die een paar zinnen in elkaar kon flansen. Of gewoon al de moeite deed om iets te noteren. Voor haar leek het te makkelijk om iemand vanaf de eerste zin af te schrijven. Ze gaf liever een compliment en hoopte dat haar leerlingen daarop voort konden bouwen. Bij mij heeft het gewerkt, daar ben ik vrij zeker van.

Ondertussen raakte mijn voetbalcarrière in het slop. Plan B werd afgevoerd toen ik mijn eigen stem voor het eerst hoorde op tape. Om een wereldberoemde zanger te worden, moest je een paar noten kunnen zingen. Maar wist ik veel. Twee dromen smolten daarmee als sneeuw voor de zon. De joker is tot op de dag van vandaag intact gebleven. Ondertussen las ik alles wat ik maar in handen kon krijgen. Alle kranten, sport- en roddelblaadjes, en ik was een van de weinigen die ook poëzietijdschriften las. Ik dook in de wereld van thrillers, literaire werken en stationsromans. Schrijven… zou dat iets zijn? Ik volgde een schrijfcursus bij jeugdauteur Marita de Sterck. Ze vond mijn dialogen erg sterk. Grappig en geen woord te veel, zoals een goede dialoog moet zijn. Nog steeds geen complimenten gewend, nam ik ontslag om te beginnen als bewakingsagent in de haven van Antwerpen. Op mijn eerste werkdag toonden ze me een barak. Er stonden een tafel, twee stoelen en een koffiezetapparaat. En een walkietalkie om alarm te slaan of als ik dringend moest. Het belangrijkste was dat ik ’s nachts wakker zou blijven en dat ik iets had om mijn tijd te verdrijven. Ik las daar honderden boeken, schreef duizenden pagina’s, tot de haven van Antwerpen besliste dat het genoeg was geweest. Nadat ik bedankt werd voor bewezen diensten, werd mijn functie overgenomen door een hangslot. Zo een van een stevig formaat.

Bij het schrijven van dit stuk moest ik vaak terugdenken aan wat mij motiveerde, mij duwtjes in de rug gaf. Uit ervaring weet ik dat ik bij een tegenslag de neiging heb om meteen weer op te staan en me nog harder te bewijzen. Miserie kan een motivatie zijn, maar dat lijkt me geen goed idee. Ik moest ook eerst dit stuk schrijven vooraleer ik besefte hoeveel steun ik wel kreeg.

Schrijven is een eenzaam beroep? Niet echt. Ik weet echt niet waar eerst te beginnen. Of toch wel, anders kom ik in de problemen. Mijn vrouw An Pauwels is mijn grootste steun en eerste lezer. Ingrid Vander Veken liet me een maand in de schrijversflat werken, zodat ik mijn debuutroman kon afwerken. Alle studenten en docenten van de SchrijversAcademie – met aspirant-schrijvers samenzitten werkte heel motiverend. Harold Polis, die mijn eerste kortverhaal publiceerde en die ik daarna de rug toekeerde omdat hij te lang talmde om mij uit te geven. Erik Vlaminck, van wie ik niet alleen veel leerde, het was ook door zijn advies dat ik voor mijn eerste uitgeverij heb gekozen. Achteraf bekeken niet zo’n goed idee, maar dat kon hij niet weten. De lovende woorden van Tom Lanoye gaven me duidelijk een boost.

Ik kan nog tal van namen opnoemen, maar ik overschrijd nu al het aantal toegelaten woorden. Misschien nog eentje. Op een boekvoorstelling feliciteerde ik Ruth Lasters met de Arkprijs die ze had ontvangen. Ze complimenteerde me omdat ik de prijs jaren geleden ook had gekregen. Als twee prijsbeesten onder elkaar zijn, moet er altijd eentje beginnen te klagen. Ik begon over mijn theatergezelschap, dat ze meer belang hechtten aan innerlijke trauma’s, kostuums en licht dan aan het verhaal, en dat ik daarom uit mijn eigen gezelschap was gestapt. Haar antwoord klonk als volgt: ‘Je bent gewoon jezelf gebleven. Je bent schrijver… en wat moeten goeie schrijvers zijn? Die moeten altijd dwars zijn.’
Dat spoorde me weer een tijdje aan om door te gaan.

 

Fikry El Azzouzi schrijft romans, columns en theaterstukken. Zijn recentste publicatie is het kinderboek Aïcha en de verloren taal (2022).
 

[Zuurvrij 46, juni 2024]

Meld je aan voor de nieuwsbrief