Overslaan en naar de inhoud gaan

Encore un petit coup de collier, Esther! Esther Lurie, Herman Teirlinck en 'De Paradijsvogels'

door Lies Galle & Walter Vercammen

Chère demoiselle – je voudrais beaucoup apprendre quelque chose de vous. N’aurez-vous pas promis de m’envoyer très vite le nouveau projet d’enfer? Et de me dire si les 3 maquettes pouvaient m’être expédiées ici? – Courtrai me harcèle et Martens se lamente.

Aldus maande in 1933 Herman Teirlinck in een briefkaart de twintigjarige Esther Lurie aan, zijn leerling aan het Brusselse Hoger Instituut voor Sierkunsten, Terkameren. Het onlangs in het Letterenhuis ontsloten (deel)archief van Lurie waaruit dit berichtje afkomstig is, bevat schetsboeken, tekeningen, brieven en andere persoonlijke documenten uit Luries studietijd in Brussel en Antwerpen. Het werd enkele jaren geleden overgedragen door het echtpaar Ruth en Etienne Debel uit Jeruzalem – zij galeriehoudster, hij oud-leerling van Herman Teirlinck, regisseur en theatermaker.

Esther Lurie, klasfoto Ter Kameren, 1932

Klasfoto Ter Kameren, 1932.

In de drie archiefdozen zitten ook meer dan twintig brieven, briefkaartjes en telegrammen van Teirlinck aan Lurie. Ze betreffen voornamelijk werk: (examen)projecten voor decor- en kostuumontwerp bijvoorbeeld, en het manuscript van een toneelstuk waar Teirlinck die jaren aan werkte, La Pie sur le Gibet. Teirlinck (1879-1967) schrijft zijn studente ook over de rust van de zee, de ‘echte’ Parisiens of welke theaterstukken ze moet gaan zien. Veel van de berichten gaan over het toneelstuk De Paradijsvogels van Gaston Martens. Teirlinck, befaamd schrijver, ontwerper, regisseur en (hof)leraar, adviseerde Martens en had de getalenteerde Lurie in de arm genomen om de decors voor het stuk te ontwerpen. Twee laatste brieven uit het archief werpen een iets ander licht op de verstandhouding tussen meester en leerling, hetgeen wordt bevestigd in aantekeningen die Lurie later over deze periode maakte.
De Letse, joodse, Esther Lurie volgde van 1931 tot 1933 de lessen Toneeltechniek in Brussel en in 1934 het vak Tekenen aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten. In de loop van 1934 emigreerde ze met haar familie naar Palestina, waar ze als decorontwerper werkte en in 1937 haar eerste tentoonstelling als kunstenares hield. In 1939 kwam ze terug naar Europa om haar studie voort te zetten – maar in 1941 werd ze in Litouwen door de nazi’s opgepakt en daar opgesloten in het getto van Kovno (nu Kaunas). Later volgden de concentratiekampen van Stutthof (Sztutowo, Polen) en Leibitz (Lubica, Slowakije). Lurie maakte overal tekeningen van wat zij om zich heen zag gebeuren, en verstopte die of probeerde ze naar buiten te smokkelen. Als bij wonder overleefde ze de oorlog en keerde terug naar Israël. Haar tekeningen van de kampen gingen de wereld rond en maakten van haar een belangrijke getuige van de Holocaust en een beroemde kunstenares.

Terug naar 1933. Wanneer Teirlinck aan Lurie vraagt om gauw het nieuwe ontwerp voor het project ‘de hel’ op te sturen, wordt er in Kortrijk al naarstig gerepeteerd aan Gaston Martens’ nieuwe spektakelstuk. Het krijgt zijn première op het tiende ‘Koninklijk Landjuweel’ in Oostende, de belangrijke wedstrijd voor toneelverenigingen. Martens maakt dat jaar kans om de Rozenhoed te winnen, een beloning voor een auteur wiens werk meerdere keren op het Landjuweel werd bekroond. Of hij die prijs straks in de wacht kan slepen, hangt voor een groot deel af van de uitvoering van zijn ‘vroolijk mirakelstuk’.
Het stuk zal worden opgevoerd door de Kortrijkse amateurtoneelvereniging ’t IJzerbloempje, onder regie van Mon Laverge. De Paradijsvogels gaat over twee ondeugende vrienden die als Sint en Piet op pad gaan, worden aangereden en in de hel en vervolgens de hemel terechtkomen. Na ontmoetingen met Lucifer, Onze-Lieve-Vrouw en de aartsengelen Gabriël en Michaël zendt Sint-Pieter ze terug naar de aarde – waar ze hun leven beteren.
Het was dus aan Esther Lurie om de decors te ontwerpen. Teirlinck verzorgde de contacten met ’t IJzerbloempje en Martens. Hij schreef aan Lurie:

J’ai vu l’auteur Martens, et je me rends à Courtrai samedi soir pour une première mise au point. J’avais l’intention de venir à Anvers lundi, et de vous rencontrer pour vous renseigner sur les dispositions définitives.

Schetsboek Esther Lurie

Schetsboek van Esther Lurie.

Studente Lurie maakte dapper aantekeningen, ontwierp en paste aan. Haar schetsboekje is bewaard gebleven, met de eerste potloodvegen en ingekleurde tekeningen; naast de decors ontwierp ze de kronen en de mijters voor de bonte stoet personages – en vermoedelijk ook de kostuums. Teirlinck volgde haar werkzaamheden nauwlettend, zo valt in de brieven te lezen. Hij vond het belangrijk dat ze het goed deed en moedigde haar voortdurend aan:

Si vous obtenez un franc succès à Ostende, votre position, sur le plan économique s’en trouvera très facilitée et favorisée. Encore un petit coup de collier, Esther!

Op 29 oktober 1933 was het zover, de opvoering van De Paradijsvogels. Daarna was het lange weken wachten op het verdict van de jury. Op 23 december 1933 lichtte koning Albert I in de Schouwburg van Oostende de bevindingen toe. Geen lauwerkransen voor ’t IJzerbloempje: met slechts 64 punten op 100 eindigde De Paradijsvogels op de voorlaatste plaats. Gaston Martens zag de Rozenhoed naar Cyriel Verschaeve gaan, voor Judas. Het gezelschap Vooruit uit Deinze kaapte met De Pestilentie van Katwijk van Adolf Herckenrath (naar Aernout Drost uit 1625) de hoofdprijs weg. Voor de acteur (en secretaris) van ’t IJzerbloempje Joe Duboccage was er nog een beetje goed nieuws. Zijn vertolking van Sint-Pieter werd ‘verdienstelijk’ genoemd. En Lurie kreeg een eervolle vermelding voor de decors. Uit het juryrapport:

Eerst [slagerij] de BONTE OS, fijn in de frissche kleur, met zijn gebruikelijke ornamenten en zijn reuzenbeenhouwersblok, het plezierig licht en de kostelijke typen; de vervaarlijke strengheid van al dat zwarte met den dreigenden muil en de vlammende oogen van de Hel, en de grijnzende tronies van de wormende duivelsdeurwaarders […]

Maar ook:

Of hebben ja die heusche menschen dat contrast al te sterk laten uitkomen, te zeer gedrukt op het plat-wereldsche? Kortom een voorstelling, die binnen het voortreffelijke kader merkwaardig kon worden, doch niet aan onze verwachting heeft beantwoord. 

De Paradijsvogels kreeg in december 1934 wél de driejaarlijkse prijs voor toneelletterkunde. Kort daarop werd het stuk opgevoerd in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen onder regie van Joris Diels – ‘met nieuwe schermen ontworpen door het Hoger Instituut van Sierkunsten, onder leiding van Herman Teirlinck’. Dat waren ongetwijfeld de decors van Esther Lurie. Joe Duboccage schreef haar immers: 

Gaston Martens, me demandant d’envoyer les maquettes à l’adresse de M[onsieur] W. Bennoy, directeur du ‘Nederlandsche Schouwburg’ à Anvers, mais comme je vous les avais promises personnellement et était ignorant au sujet de cette affaire, je trouve bien de vous les renvoyer directement. Peût-etre savez-vous de cet arrangement de M. Martens avec M. Herman Teirlinck?

Affiche 'De Paradijsvogels', KNS, 1934

De decors ‘van Herman Teirlinck’ of ‘van leerlingen van Herman Teirlinck’, zoals de pers schreef na de opvoering in Antwerpen, werden in ieder geval kleurrijk bevonden. Het Laatste Nieuws sprak van ‘een plezanten schildering van den hemel, zooals hij in de simpele verbeelding van Vlaamsche buitenmenschen leeft’.
De Paradijsvogels werd uiteindelijk een evergreen, vooral nadat het stuk in 1946 in Frankrijk succesvol was verfilmd. Het kwam in Vlaanderen geregeld op de planken en werd vanaf 1979 door de BRT in niet minder dan 38 afleveringen als tv-serie uitgezonden.
Esther Lurie was intussen in 1934 naar Palestina verhuisd. Haar briefwisseling met Herman Teirlinck lijkt in 1935 op te houden. Dat er meer speelde tussen docent en leerlinge kan worden vermoed uit de twee laatste brieven in haar archief. Teirlinck schreef haar op 1 februari 1935:

Chère Esther,
Février. Je reste sans nouvelles. Evidemment, je ne puis exiger une réponse immédiate à mes pauvres lettres. Il faut petit à petit que je m’habitue à ne recevoir que peu de choses, et finalement rien du tout. Mais au début, je vous assure, chère enfant, cela est dur. Le monde est devenu un petit remue-ménage sans importance. Du bruit. Du vent. Des gestes sans foi. […]
Co mment vas-tu? Qu’est-ce que tu fais? A quoi penses-tu? Porte-toi bien. Monte vers la vie. Mais écris-moi un peu. Je l’assure, c’est encore nécessaire. […]
Etudie. Prends de la peine. Choisis une route ferme. Je pense toujours à l’enseignement. Ce serait si bien. Ne perds pas trop de temps à t’occuper de petits travaux, sans méthode. Trace une voie solide, et ne perds pas de vue le but.[…]
Je voudrais beaucoup une photo de tes yeux.
Vale!
Herman

Heeft Lurie hierop gereageerd? Bijna twee jaar later, op 22 december 1936, zette zij zich in ieder geval nog eens aan een brief. Het klad (met doorhalingen, tussenvoegsels en regels in de kantlijn, wel gedateerd, niet ondertekend) bewaarde ze, in een aan Teirlinck geadresseerde envelop. Een netversie van de brief is allicht nooit gemaakt. 

Esther Lurie aan Herman Teirlinck, 22 dec. 1936

Brief van Esther Lurie aan Herman Teirlinck, 22 dec. 1936.

Cher Monsieur,
Il y a longtemps que j’ai l’intention de vous écrire. Je ne veux pas énumérer toutes les causes qui m’en ont retenue. La principale était l’incertitude, si ma lettre vous serait bienvenue. Aujourd’hui, où la nouvelle année approche, je me permets de refouler tous les scrupules pour vous envoyer mes voeux cordiaux.
De plus j’ai le plaisir de pouvoir vous dire, que je commence à réussir. J’ai enfin du travail au théâtre. Le mois dernier j’ai fait un décor dans un petit théâtre ici, pour la pièce ‘Sturm im Wasserglas’ de Bruno Frank. J’ai en beaucoup de succès. [..]

De laatste regels luiden:

Et de plus: je suis devenue ambitieuse (vous m’avez dit souvent que je manquais d’ambition. C’est bien que je le savais).

Niets wijst erop dat Lurie en Teirlinck elkaar later nog hebben geschreven. In 1939 hebben ze elkaar nog wel teruggezien, toen Lurie les volgde aan de Academie in Antwerpen en werk tentoonstelde. Deze laatste ontmoeting blijkt uit aantekeningen die Lurie in 1985 maakte voor Etienne Debel, die over haar en Teirlinck wilde publiceren. Ze keek met warme gevoelens terug op haar studietijd in België, op de Paradijsvogels en op haar leermeester – die haar had geïnspireerd en gestimuleerd. Ze schreef onder meer:

I am not against your writing and publishing that material considering T. and the Paradijsvogels has been found among the papers of Teirlinck’s former student (1931-1934). What I would like to avoid is, that in the spirit of our times our personal relationship would dragged around out of proportion. [sic]
The truth is that it was very discreet and strictly secret.

 

[Zuurvrij 23, december 2012]
 

Meld je aan voor de nieuwsbrief