Overslaan en naar de inhoud gaan

Zorgen om de algemene gezondheid.

Zondagnamiddag 28 maart (2)

Er zijn de laatste tijd nogal wat soldaten gestorven, waardoor het gerucht ontstaat dat er typhus heerst in het kamp. Dr. Grunsweig zorgt voor wat opheldering, niet alleen over de typhus, maar ook over zichzelf.

De gezondheidstoestand blijft hier goed, alhoewel er geruchten liepen, dat er typhus was in het kamp. Maar het toeval wil, dat er binnen de laatste 14 dagen hier enkele sterfgevallen waren onder de militairen: eerst een Mechelsche geïnterneerde, dan een geïnterneerd onderofficier der artillerie, daarop een Hollandsche sergeant-majoor, nu eergisteren werd een Hollandsch soldaat begraven en morgen wordt weder een Belg. geïnterneerd soldaat naar ’t kerkhof gebracht.
Voor het kindje van een Waal, dat hier stierf, openden mijne Waalsche bakgenooten een inschrijvingslijst ‘entre Wallons’. Mij werd ze aangeboden ook: nu zegde ik ‘je considère qu’on peut être un excellent flamand et cependant être en même temps l’ami des Wallons’. Ik gaf een Belgisch half frankske. Den volgenden dag vroegen zij mij of ik met hen niet wilde de collecte voortzetten ‘chez les messieurs de la bibliothèque’. Hiermede bedoelden zij de loods waar universitairen en leraars samenkomen ’s avonds. Ik sprak er die mannen over en ze mochten met hunnen politiemuts rondgaan. Ik kan hier met die Walen best over de baan. De eenige wanklank in onze verhouding was hun verkeerde voorinlichting over mijn artikel in de Vl[aamsche] Stem. Ik verkeer echter weinig in hun gezelschap, want ’s morgens ben ik vroeg uit en ’s avonds vertoef ik in de studiebarak. Toch vang ik zoo iets of wat op, wat verdient opgeteekend te worden. Lemauvais vond eens: dat het nu tusschen Vlamingen en Walen ‘pis’ was, ‘qu’avant la guerre’. Ik weet niet ten gevolge van welken twist over te veel of te weinig boter, of kaas of koffie het ging. Toen hij het met Matriquette over een zaak niet eens kon worden en ‘matriquette’ een wat te hooge keel opzette, wou Lemauvais hem de mond snoeren, met de verwittiging : ‘Tu fais rire les flamins.’

In den Restaurant-ex-paardestal ontmoette ik voor enkele dagen Dr. Grunsweig. Ik heb over heel die zaak niets meer vernomen. Dhr. Wisse zou er nog naar vernomen hebben, of het met dien dokter alles in orde was: maar tot nog toe schijnen zijn bemoeiingen nog in het dak te blijven steken hebben. Grunsweig denkt te Ermelo te gaan wonen, zodra hij mag. Zijn vrouw en kind zijn daar. Hij verzekerde mij dat er geen typhus was in ’t kamp: de 1ste man die overleed was wel een ‘cas suspect’, maar men had bij lijfonderzoek der overige bewoners van de barak niets kwaads ontdekt. In het kamp kwam er ook een infirmerie met 40 bedden, zei Gr[unsweig]. Verder vertelde hij over den oorlog in neutrale bewoordingen. Het einde bleef onzeker. Ik vroeg hem of hij in Antwerpen na de verklaring van den oorlog was gebleven. Ja, tot half september, antwoordde hij. Dus niet uitgedreven, besloot ik. Ik vroeg ook naar zijne nationaliteit: Oostenrijker. Naar Antwerpen zou hij niet terugkeeren: zijn clienteel (meest Oostenrijkers) was hij kwijt. Ook zijne plaats in het gasthuis. Gedurende de maand augustus reeds werd hij door de klienten die hij bezocht niet betaald. Gelukkig dat hij dit in Holland vond! Uit Wenen was hem geschreven dat de zaak van de assurantie niet verloren was. Dat kon later bijbetaald worden. Dat was ook wel zo voor Toon. Hij was ten andere van plan Toon een brief te zenden.
Hij vertelde me nog dat vele geïnterneerden zich hebben opgegeven, om onderzocht te worden, of zij geen recht hebben om te worden gereformeerd. [n.v.d.r.:Wanneer je als Belgisch soldaat 14-18 werd gereformeerd kon dit betekenen dat je werd overgeplaatst naar een minder belastende dienst of werd vrijgesteld van verdere dienst. Met andere woorden een eervolle degradatie of ontslag.] Dan zijn zij vrij te gaan waar zij willen: naar ’t front of zelfs naar ’t bezette België, zoo ’t hun lust. Bijna 150 waren reeds ingeschreven: 2 gingen reeds naar Antwerpen.

In de week verleden woensdag was het weer betaaldag voor de vrouwen van geinterneerden, die hier verblijven. Dan moeten wij daarvoor ons spreekkamertje afstaan. ’t Was juist vertooning in de concertzaal: verzen,declamatie of voordragen van gezongen stukjes, dan ‘Le Luther de Crémone’ van Coppée en ‘Les Romanesques’ van Edmond Rostand. ’t Viel nog al mee; ’t peil stond heel wat hooger dan bij de vorige voorstelling.

Meld je aan voor de nieuwsbrief