Overslaan en naar de inhoud gaan

Zeven dagen provoost!

Dinsdag, 13 april

Hoe lentebloesems doen denken aan oorlog. En Frans van Bedaf wil de tot ridder geslagen journalist en frontsoldaat Leo van Hoorick gaan feliciteren maar krijgt geen toestemming het kamp te verlaten. Integendeel, op basis van valse beschuldigingen dreigt hij al zijn permissies te verliezen.

Dinsdag 13 April

[…] ’s Avonds in de nieuwe studiebarak: discussie als altijd over mogelijken duur van den oorlog, over de oorlogskansen, enz.
Ik kom in mijne barak om te slapen, het electrisch licht is uit, maar bij een petroleumlampje zitten en staan een heel gezelschapje Walen te ‘banken’.

Vandaag: warmende zon. Mijn gebuur Lemauvais heeft het tegen de Vlamingen: ik wil dezen avond de reden opspeuren. ‘Ils nous ont toujours exploités, il n’y en a pas 2 bons sur 20’, ‘il peuvent aller de pair avec les Allemands’, enz. ’t Was in ’t Waalsch te doen.

Ik deed den grooten toer; in de bosschen is er lief spel van zon en schaduw. ’t Zou een indruk van diepe, eeuwige vreedzaamheid geven, maar juist omdat het stille volle natuur is, komt het kontrast des te scherper voor en gaat men aan den oorlog denken. De lentegroei vordert: bij het station een boompje in volle witte bloesem.
De school herbegint. Mr. Wisse en de onderwijzeressen zien er reeds zomersch uit, lichter van kleeren. Is het mijn pet en vooral mijn groeiende baard? Maar de juffers schijnen te grinniken, te meesmuilen; eene, ‘de zenuwpatiënt’, schudt als afkeurend het hoofd.
[…]

Het was een dag van bezoek voor mij in de school. Eerst: 1ste chef [Stan] Hodister: hij had een paar gedichten voor het Vlaamsche Land geschreven. Crets schreef er erg veel goeds bij. Hodister wilde nu verder dichten en vroeg of ik geen boekje had over de verskunst. Ik zocht wat rond onder het wetenschappelijke, maar niets. Ik beloofde verder eens te horen.
Toen kwam Van Bedaf. Ik las pas het bericht in de Vlaamsche Stem over den moedigen en geridderden van Hoorick. Van Bedaf zegde: ik wil hem persoonlijk gaan feliciteren. ‘Hoe dan?’ – Een heele historie: ruzie gehad vroeger met den Hollander van de post in ’t kamp. Dan valsche beschuldiging door deze, dat Van Bedaf met foerierskapoot en zich voordoende als foerier [René] Claessens een pakket had willen in ontvangst nemen. Bij onderzoek van ’t geval blijkt het dat Van Bedaf in barak 7 slaapt, in plaats van barak 1. Daarom vanwege Luitenant ten Napel: 7 dagen provoost en verlies van permissie.

Direkt waren alle schildwachten verwittigd dat zij Van Bedaf niet buiten mochten laten. Van Ysseldijk wou er tusschenkomen, maar inmiddels kwam ten Napel terug Van Bedaf tegen en gebood hem onmiddellijk zijne permissie naar ’t bureau te brengen. Van Bedaf wist buiten te komen, kwam mij vinden, vertelde de zaak. Nu wou hij weg. Hij zou zich in burger zetten en er vandoor fietsen. Ik deed hem ’t erge van de zaak inzien, maar hij wou weg. Hij kwam nu elken dag uit, at in familie, enz. Ik wenschte hem ’t beste toe en hoopte dan binnen een paar dagen iets van hem te vernemen.

Ik ging dan zelf op bezoek bij den heer Kliest; die zat ingedoffeld warm in de zon op zijn leunstoel. Over koetjes en kalfjes gebabbeld. 2 koppen thee gedronken in den tuin.
Dan terug in de school. Juffr. de Lange kwam eens kijken, gaf haar Fransche vertaling te verbeteren, nam Vl[aamsche] Stemmen mee.

Zoon Speykeboer bracht enkele boeken die ik in ’t kamp aan De Keyser zou bestellen. [Edmond] Annez kwam ook inmiddels toe. Hij bracht ook wat nieuws. ’s Nachts was een Hollandsche kapitein met een Hollandsch soldaat inspectie gaan maken in een boel huizen: 13 soldaten die zonder permissie uitgebleven waren, werden van hun bed gehaald en naar ’t stadhuis gebracht. Belgische onderofficieren zouden mede de hand in ‘t spel hebben. Men zou het hen wel eens kunnen betaald zetten.
Met Annez en de korporaal die op ’t stadhuis werkt, ging ik dan een toertje doen. Ik kocht een ons oude kaas (12 cent) soepeerde met brood en melk daarbij en schreef toen bovenstaande regelen. Morgen wou ik wel een briefje aan Van Hoorick zenden en verder iets aan Juff. Jennie. Voor mij vertrek naar kamp nog bezoekers: de Keyser en korporaal van Ameron.

Woensdag 14 april
De Keyser vroeg me wat we nu met de Vlaamsche Stem zouden gedaan hebben. Ik heb hem daarop geantwoord me met die zaak niet in te laten. Eerst deed men mij vanwege de administratie een aanbieding van correspondentschap. Later vernam ik niets meer daaromtrent. De Keyser is de aangewezen man om voor den plaatsvervanger te zorgen.
Onderweg vertelde De Keyser dat een groep onderofficieren geprotesteerd hadden tegen de manier waarop sommige leeraars in de Handelsafdeeling zich van hunne taak kweten. Vooral tegen [Leopold] Philipsen hadden zij het: die had een werk opgelegd en was toen de krant gaan lezen. De onderofficieren boden een lijstje aan bij De Keyser van een twintigtal personen, gegradueerden die vroegen om afzonderlijke lessen te krijgen. Een onderofficier [Georges] de Strooper, leeraar te Kortrijk, zou als hun leermeester voor den handel optreden. De Keyser en Denis, zij antwoorden afwijkend. Toch zou De Keyser vandaag in de les van Philipsen eens gaan kijken. Tegen den professeur de droit schenen zij niets te hebben.

[…] Ik ontving dezen morgen een kaart uit Utrecht van Van Bedaf: die kwam toch van hier gelukkig weg. Ik krijg later van hem een brief. Foerier [René] Claessens ontmoette ik bij den ingang van ’t kamp, met het pak Vlaamsche Stemmen in zijn hand.

Meld je aan voor de nieuwsbrief