Overslaan en naar de inhoud gaan

Verscherping van de staat van beleg.

Zondagnamiddag 28 maart

Zondag, een beetje een lome dag. Maar over een week begint de werkschool en gaat Picard het vak Handelsrecht geven. Extra werk, maar ook extra bezoldiging. En er zijn nog meer winstgevende activiteiten in het kamp; iedereen wil een stukje van de koek.

Zondagnamiddag 28 maart

Den 7den dag wordt het altijd wat later voor ik uit het kamp kom: u weet dat trouwens. Het coiffeursloodsje is vol klanten en ik heb met de anderen mijn beurt af te wachten; ik word anders speciaal bezorgd: zuivere handdoek onder de kin, en de kwast wordt altijd uitgewasschen, alsmede het zeepkommetje. Mijn wasscher wist me te vertellen: ‘Mijnheer, ze hebben mij gezegd dat het 1 cent meer is per stuk.’ Ik betaalde 19 1/2 hollandsche cent voor 1 hemd, 1 onderlijf, 1 paar sokken (gestopt) en 1 zakdoek. De Keyser, secretaris van de nijverheidsschool in het kamp bracht ik nog even bezoek: hij zou voor mij onmiddellijk bestellen: Smeesters: Eléments de droit commercial en een tekst der wet van 13 op de Handelsmaatschappijen. De school zelf betaalt dat alles. De lessen in de Handelsafdeeling beginnen woensdag a[anstaande]. Daar ik enkel ’s maandags en ’s dinsdags les geef, kan ik de achttal dagen die ik voor mij heb, gebruiken om mijn leergang klaar te maken.

De Keyser wist ook of dacht te weten, welke de remuneratie voor de leeraars zou wezen: 2 gulden per week voor hen, die minder dan op 4 dagen een cursus hebben, 3 gulden voor die meer hebben. Ook de kas uit het kamp zou de leeraars betalen; dus bezoldiging van twee kanten. Het kamp zou naar de Keyser zegde, 50 cent per dag aan de leeraars uitbetalen. Zoo iets schijnt buitengewoon en geloof ik onmogelijk. Nu weet ik niet of ik daarbuiten nog op een surplus aanspraak zou hebben te maken, als secretaris van de bibliotheek A.

Die zaak van bezoldiging van al wie voor de militaire collectiviteit eenig werk verricht, heeft opnieuw de aandacht op ons getrokken: weer zou er spraak zijn van ons naar het kamp te doen overkomen. De hoofdonderwijzer van zijn kant bracht onze positie in gevaar, omdat hij Luitenant Brondgeest over het hem ontstelen der vlinders had aangesproken. Brondgeest had gezegd: ‘Maar gooi al dat volk aan de deur.’ Daar was het Wisse niet om te doen. Maar hij had hooren zeggen dat er in het kamp zooveel geld verdiend werd: de bioscoop o.a. zou sedert hij in actie is getreden meer dan 4000 gulden winst hebben opgeleverd. Van die winst zou wel iets naar rechts en links overvloeien, dacht Wisse. En vermits het naar aanleiding was van het aannemen in zijn school van allerlei soort van geïnterneerden, dat hij schade had ondergaan, wou hij wel in het bezit komen van de circa 25 gulden, die zijn ontvreemde vlinders waard waren. Maar dat mensen als Picard en Annez bij hem uit de school zouden moeten, daar was geen spraak van. Dan ging hij zelf naar de generaal toe om te vragen dat het bevel daartoe zou ingetrokken worden. Maar buiten de werkers voor de Boekencommissie stond de school ook nog open voor gymnasten, toneelspelers, enz. Enfin, tot heden vernamen wij nog niets.

Dat ook het systeem der permissies zou veranderd worden, wordt gezegd. Nieuwe lijsten zijn opgemaakt en opnieuw komen wij voor op de lijst van degenen die ’s zondags moeten binnenblijven. Wanneer die nieuwe maatregel wordt in zwang gebracht, zal er voor ons weer nageloop zijn, om de gunst van vroeger weer te mogen genieten. Volledige, stille rust als vroeger bij ons werk, in onzen werkkring, kennen wij sinds weken niet meer. Ons permissiekaartje moet wij nu allemaal zichtbaar aan een knoop dragen. De staat van beleg is verscherpt: onder de nieuwe maatregelen o.a. dit: men mag geen geïnterneerden photographeeren, hun geen fietsen verkoopen, hun geen kamers verhuren zonder bijzondere toelating daartoe: men neemt alle soorten van voorzorgen, opdat niemand zou ontsnappen van hier weg. In het kamp werd zelfs een censuurkantoor bij de post opgericht: in de brieven wordt nagegaan, of er geen opzending van burgerkleeden wordt aangekondigd – zoo wordt toch beweerd.

Maandag was het dus na 10 uur toen ik in de school kwam. Onze ruiten waren flink bevroozen, maar toen de zon rees, liep alles in dooi weg. ’s Nachts had ik het koud gehad, door mijn schuld, want ik had uniform- en onderbroek uitgedaan. Ik lig nu beter dan vroeger, want ik liet mij een hangmat maken. Het koordenvlechtwerk wordt over houten stijltjes gespannen en zoo komt men een 2 decimeters van den grond af te liggen. Het is gezonder, zuiverder en zachter aan de ribben. Het is gewoonlijk bij 12 u. vóór ik mij ten slaap uitstrek, maar ik ben gewoonlijk te vroeg naar mijn ‘goeste’ wakker. Nevens mij slaapt een onverbeterlijke ronker. Ik heb het moeilijk terug in te dutten, wanneer ik ’s nachts gewekt wordt door een of ander. Ik schud mijn gebuur Remy, stoot hem in de zij, trek hem aan haren of neus, maar het helpt weinig.

Ik las vandaag de Vlaamsche Stem en de Rotterdam [= de Nieuwe Rotterdamsche Courant], deed wat gymnastiek, herlas enkele bladzijden van dezen brief, vroeger geschrevene, en toen trokken wij uit, Annez en ik, op zoek naar een diner. In de Harmonie dronken wij een glas port (ik vind er werkelijk smaak in) en in de Universel (den getransformeerden paardenstal) aten wij een briefstuk met frites (à 50 cent). Toen gingen wij op wandel. Er schijnt zon en toch vielen er enkele pluisjes bijna onzichtbare sneeuw naar beneden; het zou warm zijn in het licht, was er de felle wind niet. En de maartsche buien blijven in de lucht hangen, onder vorm van hier witte, daar grauwer wolken. Langs den Stationsweg voor bij de Nieuwe Kazerne, gaan wij wandelen in het park. Wij weten niet al te best of we daar wel toegang toe hebben, want voorbij de Nieuwe Kazerne staat er een paaltje met een bord: ‘Verboden voor Belgische soldaten en onderofficieren’, maar we wagen het toch maar. De paadjes zijn eng tusschen dennen- en berkeboomen. Hier en daar staat een jonge eik. In den zomer keren wij hier stellig terug. ’t Is niet groot, maar toch weder een nieuwe ‘but de promenade’. Wij komen terug in de school om 5 uren, vertoeven een half uurtje in de turnzaal. Annez doet enkele oefeningen voor: de binders en ik doen als leerlingen hem na. Daarna eet ik een haring met een stuk brood, en dan, na mijn telloor (bord zegt men hier) gewasschen te hebben, schrijf ik deze regelen.

Naar men mij vertelde, zou op de orders het verbod verschenen zijn voortaan nog brieven te zenden aan personen dicht bij de grens, personen die dan voor verdere doorzending naar België zorg dragen. Ik heb niet kunnen nagaan in hoeverre dat gerucht gegrond is. Blijkt het waar te zijn, dan zou het uitgaan van Nederlands groote bezorgdheid toch niets te begaan, wat met de neutraliteit in botsing zou komen. Ik meen toch nog voortaan over Breskens met huis te kunnen correspondeeren. Ik heb mij ook afgevraagd of het niet eenigszins onvoorzichtig zou zijn ook om burgerschoenen naar huis te schrijven: dat is toch ook civiele kleeding.

Meld je aan voor de nieuwsbrief