Zaterdag 1 Mei
Feest van den Arbeid en de Vrede!! Dezen morgen vroeg woeiden boven de barakken tal van roode vaantjes, maar er kwam bevel van den generaal (zoo beweerde men) dat al die dingen moesten worden binnengehaald. Zelfs volgde er voor sommigen arrest uit en men vertelde dat de houder van de patates frites barak gedurende 14 dagen zijn verkoop moet staken. Toen ik dezen namiddag voorbij dit loodsje ging, zag ik het echter geopend: misschien enkel soldatenpraat.
Dezen morgen begon ik ook mijne les over het strafrecht. ’t Is een vrije cursus, die bij geen enkele afdeeling thuis hoort. De leerlingen krijgen dan ook geen cahiers gratis. De klas was vol: een 50tal menschen ruim. Maar vele gendarmen, die zich hadden laten inschrijven, ontbraken, misschien wel omdat zij verleden dinsdag nutteloos op de banken waren komen plaatsnemen. Daar was een misverstand in ’t spel geweest. Ik sprak de gansche uur en gaf in breede trekken een soort van historische uiteenzetting.
Zaterdag is de dag van de worst: ik koop er 400 gram en laat de binders mede-eten.
De boerinnetjes op de markt schenen me veelkleuriger doeken dan anders over de schouders te hebben gespannen: er waren er zelfs met purpere, in plaats van zwarte jurken.
Na mijn middageten ging ik naar het kamp om de soldij. Het is algemeene betaaldag: gewone soldij 1 gulden, 2 weken les (schoolkas): 4 gulden, toelage (kampkas) 5 gulden. Samen 10 gulden. Daarvan liet ik er een vallen voor de Belgische vrouwen in België verblijvend als ik het goed voorheb. Mijn barakcommandant sprak mij daar over aan: hij was op omhaling geweest in de barak (12) en zijn ‘meilleur client’ spijtig genoeg niet aangetroffen.
De groote verrassing dezen morgen in de school was de brief van huis; de 2 brieven en dan de portretten. Die waren zeer zeer welkom. Nu vooral had ik mij er niet aan verwacht. Vele brieven, van hier verzonden, worden teruggezonden. De post brengt zeer weinig en nu, toch dit voor mij.
Het kamp ziet er met deze vele zon vervelend uit, en men zakt, zakt in ’t zand, vooral bij den ingang. De grintweg, die er van de stad heenvoert is zwart. Maar wanneer daar autos doorsnorren , is er heelemaal zooveel stof. Het kamp is leelijk; dezelfde kleur vol eentonigheid: met geel zand, gele barakken, alles laag bij de grond en zoo elementair van vormen. Bij het administratiegebouw waren de stores tegen de zon overal neergelaten. In de barakken is het warm; bij de coiffeurs ging ik binnen, het gewoel, de beweging doen daar de thermometer nog wat hooger staan dan elders; men kan zich hier een idee vormen van wat de zomer zal brengen.
Wij kuischten het boeltje wat op: mijn helper krabte dan zijn schilderijtjes wat af en is ze op dit ogenblik met vernis aan ’t bestrijken.
Het deed ons allen wel vreemd opkijken, dat de Duitschers Duinkerke hadden gebombardeerd. Voor ik van mijn barakgeburen wegging, kreeg ik nog een heeleboel boodschappen mee: mijn maatjes willen wellicht 1 mei vieren: 2 kroppen sla, 1 rond brood, 1 fleschje piccallili. De Bue van Merxem vroeg een fransch brood meê te brengen. Zoo heb ik weer mijn vrachtje dezen avond.
Gisterenavond was ik op bezoek van [ = bij] Mr. en Mad. Wisse, met Annez: ik moest tamelijk vroeg weg. Annez, die permissie heeft, mocht blijven. Kolonel De Pauw kwam later bij en ’t bezoek liep tot 11 uur. Ik moet eens een helen zondag daar gaan doorbrengen.
Voor ons bezoek had ik een eerste les in de conversation française gegeven aan Juf de Lange en Stadlander. Maar van converseeren kwam niet veel. De dames durfden het met mij niet aan. ‘Je n’ose pas,’ zegden zij. Vooral met mij, vonden zij het moeilijk , omdat ik, wel veel geduld hebbende toch zoo meticuleus was. Ik deed de dames dan wat lezen, en dat ging tamelijk aardig. Toen kwam Annez en met hem durfde Jufr. de Lange meer. Juf Stadlander hield haar mond. Die is ook minder gevorderd.
Gisterennamiddag ging ik ook naar het kamp toe. Ik ging even in de bibl[iotheek] A kijken of de boeken (gebondene) zouden gehaald worden. De echte reden van mijn wandeling was echter mij met eigen oogen gaan overtuigen over het commentaar, dat, naar Annez mij meldde, men had bijgeschreven op het aanplakbiljet waardoor ik het beginnen v[an] d[e] leergang van Strafrecht voor Zaterdag aankondigde. Op het papiertje was wel iets bijgeschreven, wel niets ergs: ‘als gij er iets van kent, willen wij wel eens komen luisteren’. Dat papier nam ik maar van zijn plaats weg en borg het in mijn zak: weer een souvenir van den oorlog.
Mijn lessen moet ik nog met meer zorg voorbereiden dan ik tot heden deed. Ik zou inderdaad mij rekening moeten geven van al wat ik van plan ben te zeggen. O.a. had ik daarmede deze week een grap, die me gedurende enkele uren vervelend door het hoofd speelde: van een minderjarige vrouw die in het huwelijk treedt en weduwe wordt voor zij 21 jaar oud is geworden, had ik de leerlingen laten besluiten, dat die vrouw dan opnieuw voor de wet onbekwaam wordt. Nu had ik toch moeten denken aan de inwerking van meerderheidsverklaring die met het huwelijk gepaard gaat. Had ik vóór de les, de zaak onder oogen gehad, dan zou me dat niet voorgekomen zijn, bijzonders dat die rechtstoestand van de vrouw weduwe sommige leerlingen zeer vreemd voorkwam. Over een paar lessen spreek ik over het recht van handeldrijven bij minderjarigen. Dan zal ik wel zoo de zaken voorstellen, alsof ik bewust de leerlingen in gezegden zin heb laten besluiten, en pas later van de gevolgen van een andere instelling spreek, nl. op het oogenblik dat de leerlingen met die instelling bekend worden gemaakt.
Van mijne nieuwe werkkameraden, kreeg ik 3 vellen cadeau, zijn 6 pastellen; 2 op elke pagina nog, zonder verder commentaar, oorlogssouvenirs.
Over de leergangen moeten we een nieuw rapport indienen: aangeleerde stof, methode, hoe de leerlingen er tegenover staan, enz. Morgen of overmorgen breng ik dat stukje klaar.