Overslaan en naar de inhoud gaan

Problemen met de post en toch nog een gezellig kerstfeest

28 december 1914

Henri Picard stelt vast dat brieven versturen met de post niet altijd het gewenste resultaat levert.

Madeleine had me gewaarschuwd af en toe eens naar de ‘Poste Restante’ te gaan vernemen, of er niets op den naam Picard was toegekomen. Ik ging dezen morgen hooren. Men gaf me 5 stuks.

  1. 1 brief, open, van Leonie, aan de familie van Hulle, geschreven op 6 October, met over het adres gestempeld: ‘Retour. Postverbinding verbroken’. De achterkant van den omslag droeg: L. Picard. Hoflaan 68, Rotterdam.
     
  2. 1 brief van Jufr. Eveline aan mv. Devos, Halsteren (Bergen op Zoom) voor mej. Picard; als 2de adres: geen nieuwe naam, maar verbeterd: Poste restante, Tholen, en eindelijk dat ook geschrapt en vervangen door c/o H. Picard Blijv. post, Harderwijk. Op den rug: ‘Ouverte et recachetée, probablement par censure’ (geteekend Mamy?) (ook stempel van Consulat des Pays-Bas. Gand. Een 2de bijschrift luidt: Réexpédiée par G. Matthijs, Tholen. Deze brief is ongeopend.
     
  3. ook ongeopend en verzonden op 14 December een brief uit Meppel aan Mej. M. Picard, P.R., Harderwijk
     
  4. eindelijk twee postkaarten aan het adres Leo Picard: een van Antoon Jacob (14.X-’14), die op een lijst van vluchtelingen had gelezen: ‘Picard is bij van Velzen, Hoflaan 68’ en die dan verder schrijft: ‘Ben jij het beste vriend, dan hoop ik je spoedig te zien aanbellen in Den Haag, Regentesseplein 26’ enz. De 2de kaart komt van W. van Velzen, Hoflaan 68, Rotterdam, werd geschreven op 4 December, is geadresseerd aan den Heer Leo, Picard Poste restante, Harderwijk. De inhoud luidt ‘W.ed. Heer: Uw briefkaart kwamen heden (ik onderstreep) in ons bezit. Zooals U aan den brief en de briefkaart bemerkt is correspondeeren met België voorlopig onmogelijk. Ontvang bij dezen de hartelijkste groeten der familie. Get. (V.V.) – P.S. Met gelijken post 1 briefkaart (die van Jacob) en 1 brief (die van Leonie).’ De kaart van Jacob had Van Velzen vroeger naar Antwerpen meenen te kunnen voortzenden, maar zij was hem terug gekomen natuurlijk.

Ik kreeg insgelijks vandaag een brief van Hector […]. Hectors vrouw stelt het goed, hij kreeg er op 15 dezer mondeling nieuws over (van Gentsche vrouw die man te Gaasterland [interneringskamp in Rijs, Friesland] kwam bezoeken). Hector’s schoonbroeder is niet dood, maar krijgsgevangen in Mecklenburg. Zijn zoontje Leo gaat bij de ouders op de dorpsschool. Te Gaasterland is een barak voor 200 man afgebrand. Hector gaat vrij uit en is tevreden over zijn interneringsleven. Hij doet vele complimenten en wenscht een goed Nieuwjaar.

[…]

Nu heb ik over Kerstmis verder te schrijven. Het was ook ’s middags nog buitengewoon zonnig weder. Met mijn bakchef meende ik naar Ermelo te gaan, als den vorigen zondag. Toen waren er nog twee sergeanten bij. Spijtig, de weg was afgesloten. Enkel de twee wegen die naar de stad leiden staan nog voor de Belgische onderofficieren en minderen open: de rest is door bordjes voor ons afgesloten. Tot onze spijt konden wij die één-uur verre wandeling niet ondernemen; de weg die er heen voert, is vol prachtige afwisseling, de kuip van het dorp is net en vriendelijk en er wordt een biertje in kruiken verkocht dat nergens anders te vinden is en waarop mijn bakcommandant smoorlijk verliefd is. We wandelden dan maar langs de Harderwijksche wegen, bewonderden toch nog hier en daar een laan, of een boerderij of een tuin om het natuurschoon, die ze ook op dezen tijd van het jaar aanbieden. In de Harmonie, waar wij met mama en Gabriëlle gezeten hadden, vonden wij nu ook een plaats en door al het licht, door het witte rijm nog schitterender gemaakt, voelden wij ons zelf blijde gestemd. Wij hadden het over een boel dingen en niet het minst maakten wij ons warm over sommige welbedekte tafels en smakelijke spijzen, waar wij vroeger hadden voorgezeten.

Ons kerstfeest hadden wij ook gehad; wij: d.i. eenige universitairen, een dozijntje. Elk had eenige tientallen cents uitgelegd: twee mannen hadden op zich genomen het gewenschte aan te koopen. En donderdagavond, om 9 ½ uur, vonden wij dan in de studiezaal een gedeelte van een der lange tafels aangenaam voor ’t oog en belovend voor de maag bedekt: pistolets met hesp en andere charcuterie, rijsttaarten, een rozijnengebak, patisserie, twee flesschen wijn, een flesch Hulstkamp, en een dito negritarhum. Ook cigaren en cigaretten. Onder gekeuvel, te midden van waarachtige gezelligheid hielden wij het uit tot één uur ’s nachts. Er was zelfs hulst ter versiering van de tafel.

En in den dag was er ook een kerstplechtigheid gebeurd, nl. in het schoolgebouw, te midden der te kaften en te catalogiseeren boeken. Twee heeren van de commissie kwamen ons dank zeggen om de tot dan toe geboden hulp en schonken aan elk mijner medewerkers een kistje met 50 cigaren. Ikzelf, geen rooker, kreeg twee albums-souvenirs aan Harderwijk: buiten een drietal ansichten, zijn de kaarten smaakvol gekleurd: ’t is inderdaad een aangename herinnering aan mijn verblijf alhier en ik hoop het mede naar huis te brengen.

Meld je aan voor de nieuwsbrief