Overslaan en naar de inhoud gaan

Leo van Puyvelde lucht zijn hart

Maandag 10 mei 1915

Wat Leo van Puyvelde allemaal vertelde aan Paul de Keyser. Voorts zoekt Picard onderdak in Harderwijk, want nu hij een functie krijgt in het Belgische schooltje, mag hij buiten het kamp wonen. De schoolcommissie bestaat uit Luitenant-Kolonel Victor de Pauw als voorzitter, zijn vrouw als directrice, geniekapitein Charles Ghion als gewoon lid, aalmoezenier Bruno Belpaire als penningmeester en mijnheer Wisse van de lagere school als secretaris. (zie blog van 27 april 1915)

Maandag 10 mei 1915

Ik zet mijn vorig schrijven voort. Over Van Puyvelde voeg ik er nog dit bij: een officier was in de zaal afwezig om teeken te geven of de voordrachthouder niet te ver ging en zich wel voldoende neutraal en voorzichtig hield. Van zijn gesproken woord moet er niet veel terecht gekomen zijn: er was te veel geroezemoes in de zaal.

Zaterdagavond sprak ik met de Keyser en die vertelde mij nog een en ander over Van Puyvelde’s bezoek. Over den duur van den oorlog: het Belg[isch] ministerie van Oorlog berekende dat de Duitsche reserves het nog tot begin herfst 1916 konden houden. De Vlaamsche beweging: Het ministerie was sterk ontstemd geweest over de houding van de Vlamingen; die hadden zich niet vaderlandsgezind genoeg getoond. Nu was de verhouding beter geworden, sedert de werking van de Vl[aamsche] Stem, het optreden van Van Cauwelaert, enz. Toekomst: alles zou in de eerste plaats Belgisch gezind zijn. Vlaamsche Post: Van Puyvelde begreep die richting; hij zelf had kunnen voelen en spreken als Minnaert, enz. toen hij nog te Gent verbleef. Van Duitsche gruwelen, enz. geloofde hij niet alles, de pers scheen hem er wel voor een groot gedeelte maar op aan te schrijven. Maar sinds zijn verblijf in Nederland was hij anders de zaken gaan inzien. Van de Post-richting zou er na den oorlog niet veel overblijven; ten andere, tegen de groote massastrooming zou zij het niet kunnen houden. Over de Hollanders: die waren hem eigenlijk tegengevallen. Zij waren oppervlakkiger, minder onderlegd en degelijk dan hij het had verwacht. Ook de vrouwen: bij de theepartijtjes werd evenveel gekletst als bij ons. verder vond hij ze egoïstisch. Na de 2 eerste maanden van toewijding, was de zachte drang heel zoo zacht niet geweest. Met ene heleboel menschen kon hij maar geen Nederlandsche correspondentie krijgen. Professoren antwoorden in ’t Fransch op Nederlandsche brieven van hem (Steynen?). Dat Prof. Collard daaraan schuld had, wilde hij niet betwisten; maar Hollanders had hij toch horen zeggen dat ontwikkelde menschen even goed in ’t Fransch kunnen schrijven, vermits zij met die taal, door hunne wetenschap, goed vertrouwd moeten zijn.

Al die uitingen van V[an] P[uyvelde] leken mij niet erg persoonlijk. Hij staat wellicht onder persoonlijke (V. Cauwelaert) en goevernementeele invloeden. Hij zal zijn weldoeners niet tusschen de beenen lopen.

Zaterdagnamiddag trok ik met V[an] Cl[eemputte] en den Waalschen onderwijzer naar het passantenloodsje over ’t station, om te kijken of we daar konden onder dak komen. Daar vonden we Wisse en mevrouw Vande Wiele, de vrouw van een H[ollandsche] dokter. Het passantenhuis voor mannen heeft op dit oogenblik geen clienteel meer en de zaak kost nu te zwaar aan de stadskas. De concierge van het loodsje kreeg vroeger enkele gulden per week voor het onderhoud. Nu valt dat weg: die menschen krijgen nu echter in de plaats van een vast inkomen het recht van het loodsje te verhuren. Of wij er plaats konden vinden en tot welken prijs? 10 fr. per week met ons vieren, maar er moesten eenige veranderingen aangebracht worden, en die vielen op ons terug. De 2 britsen lagen vol stroozakken; verdere meubels waren er niet. Langs één kant werd ons voorgesteld, zou de brits worden weggebroken. Wij gingen nog even bij Van der Mey binnen maar er waren bezwaren, naar het scheen. Van der Mey zou er met zijn vrouw over hebben gepraat. En ’s avonds kwam ik van Cleemputte tegen; die had nog enkele kamers gezien, o.a. een bij Janssen, en die zou 4,5 guld[en] per week kosten voor 3 man. Ik weet inderdaad niet, of de onderwijzers van plan zijn, me voor te stellen, dat ik met hen zou samenwonen. Ik wacht af. Dezen namiddag kwamen de commissieleden [van de Belgische school] kolonel De Pauw, kapitein Ghion, en aalmoezenier Belpaire. De kolonel vroeg hoever ik met mijn studies stond. Kapitein Charles Ghion herkende mij als oud-leerling van ’t Atheneum. De aalmoezenier vroeg waar ik woonde, de kolonel of ik in Leuven had gestudeerd.

Ik ontving onderscheiden Postnummers, o.a. het Juliananummer; daarin art[ikelen] v[an] Leo, Hoeck, Gerritsen, enz. Ik kocht ook Hoste’s brochure over België’s goed recht. De De Langhe’s vonden het heel wat sympathieker dan Hoek’s brochure over Hollandsche beschouwingen nopens Vlaanderen.

Elken avond ‘spitskar’ aan den ingang van het kamp. Soms 15-20 minuten ‘queue’. Gefouilleerd van onder tot boven; bijna alles wordt afgenomen; ik zag een pak chocolade grijpen. Ook rauw vleesch is niet meer toegelaten.

Meld je aan voor de nieuwsbrief