Overslaan en naar de inhoud gaan

Indien de Belgen wisten , wat ik wist

Zondag 2 mei

Picard voelt zich niet lekker. De Harderwijkers proberen kamers te verhuren. Verder vooral praatjes en een dispuut over de zondagsrust.

Zondag 2 mei

Pijn in het hoofd; ik voel me niet te lekker. Nevralgies pijnigen mij den kop. Na twee warme dagen: gisteren avond wolken, ’s nachts regen en vandaag koude wind.

Ik bracht met Annez het cadeau van De Clercq bij de familie De Lange. Het vond algemeene bijval. Kwart na 12 braken wij daar op. Ik ging een biefstuk eten en deed dan een lange wandeling den weg nevens de wasscherij uit, door het steegje en zoo het Slingerbosch door, tot aan den overgang van het spoor. Jongens maakten jacht op een eekhorentje, maar werden verjaagd door een veldwachter, dien ze ‘leelijke moef’ noemden. In het Harderwiksch komen patoinklanken voor die we in het Vlaamsch ook kennen: ij wordt i uitgesproken, ui = u; op den weg hoorde ik een boerin van de ‘warkdagen’ spreken. Men spreekt hier van een leer (ladder), stekelbeezen, enz.

Op mijn terugkeer ontmoette ik mr en madame Van der Mey, die me op een kopje thee uitnodigden; dat ging ik bij hen gebruiken. Zij lieten me hun huis zien: in de achterkamer een mooie eiken kast. Zij kregen boven een kamer vrij en lieten ze mij zien: misschien meenden ze in mij een amateur te vinden, of hoopten ze dat ik er anderen zou over aanspreken. Ook werd ik gevraagd om mede te eten, maar daarvoor heb ik bedankt. […]

Dinsdag, 4 mei

Zondagavond om 8 uur en 5 mijn brief gebust. En dan naar ’t kamp: ’t was nog half klaar en het westen rood van de ondergaande zon. In mijn barak en verrassing: een brief van Jennie van Overbeke: mijn lang schrijven was wel goed te Louisville toegekomen. […] Ik ging vroeg slapen, en kon moeilijk van de zenuwpijn de slaap vinden. Een man wilde mij helpen met een stuk Revotta, Otto Smidt schonk mij een tas warme koffie en een andere Waal ging koud water halen, om mijn handdoek nat te maken.

’s Maandags na de les kwam ik met Annez en den foerier [Emille] van der Mensbrugghe (de zanger bij het konijnen eten te Basel) stede waarts. Van der Mensbrugghe wist te vertellen dat een te Harderwijk aangekomen Duitscher zou gezegd hebben: ‘Indien de Belgen wisten , wat ik wist, wat zouden zij verheugd zijn.’ Een ander ‘praatje’: een Engelsche fabrikant had naar een Hollandsch geïnterneerde geschreven: ‘Over weinige dagen zult gij, van uwe bewakers (de Holland.) bevrijd worden.’ ’s Middags wandelde ik wat met den architect Pijl: die had het ook over praatjes: de domine wist van den generaal zelf dat er heelemaal geen personen waren aangesteld geworden, om spioenkunst te verrichten. Pijl vertelde ook van den Franschen predikant, den geïnterneerden waal Deni(s). Die man had gemeene brieven en kaarten gestuurd aan de domines. Hij wilde naar geen regel leven; richtte alles in naar goeddunken. De predikanten hebben hem bedankt en zoeken nu om hem te vervangen.

[...] ’s Avonds weer slecht oorlogsnieuws: de Russen uit West-Galicië weggeslagen.

Paul de Keyser en [Fritz] Van Amerom nemen, namens het bestuur, het besluit van onze A.N.V. vergaderingen te hernemen vrijdag a.s. om 6 uur in barak 40.

De Keyser vroeg mij of ik er geen zin in had, de leergangen van Handelsrecht ook te Oldebroek te gaan geven. Ik zou de ‘navette’ doen [= pendelen]. Ik nam nog geen besluit: ik kijk er wat tegen op: het kamp ligt op 3/4 uur afstand van het station. Tweemaal die weg met stikkende zon of onguur weder. Dezen morgen Dinsdag gaf ik weer les aan de Vlamingen: talrijke opkomst. Nog enkele nieuwen. Een 7tal man moest rechtstaan. Er is aandacht in de les.

In de school sprak me Mr. Wisse over de Belgische school, die binnen kort open gaat. Hij gaf de namen op van de onderwijzers en wist te vertellen dat het plan bestond ze te logeeren rechtover het station, in de houten loods, het passantenhuisje van vroeger. Ik vond dat prettig voor die heeren en daarom vroeg mij Mr. Wisse, of ik er dan van houden zou, ook in de stad te logeeren. En direct wilde hij dan, nog dezen zelfden avond, in de schoolcommissie mij als bijgevoegd secretaris doen aanstellen, met logies in de stad. Of daar iets van komen zal…

Alle dagen schijnt de zon, maar er waait een geweldige, koude wind en stof is er met de macht.

Ik kocht 10 brochures van [Julius] Hoste (Het Goede Recht van België) van den verkooper van de Vlaamsche Stem. (1 gulden). Verkocht er tot heden 9 van, en gaf er één weg. […]

Dezen morgen moest er om 8 uur vergadering van de leraars gehouden worden. Om 8 1/2 u. pas een 40tal menschen. Antwoord Koningin voor het zenden van de bloemen voor verjaring Juliana werd gelezen. De Keyser opende de zitting in ’t Fransch. Het Hollandsche telegram vertaalde hij. Toen deed Corneel zijn voorstel: in aandenken van de familievaders op het slagveld gebleven, zouden studiebeurzen gesticht worden, met een kapitaal dat zij, de leeraars zouden bijeenbrengen, door een gedeelte en zelfs het totaal van de remuneratie die de stad Brussel betaalt, voor een daartoe te stichten fonds af te staan.

Iemand deed opmerken dat de vergadering te weinig talrijk was en niet alle leeraars van de bijeenkomst wisten. Toek[omende] Zondag zou er dan opnieuw vergaderd worden om 10 1/2 u ’s morgens. De afdeelingsvoorzitters zouden de convocatiebiljetten aan elk persoonlijk bezorgen. Een incident over den zondag. Iemand had liever een zondag niet, wel een werkdag, want ’s zondags wilden vele menschen naar de mis. ‘En in de week is er les’, werd tegengeworpen. ‘En lessen, riep Demily, gaan vóór de mis.’ Gelukkig had ieder niet begrepen. Toen iemand deed opmerken dat de misgangers maar naar de vroegmis moesten, riep Heyndrickx een recht in ‘van het uur te kiezen op het welke men wenscht naar de kerk te gaan.’

Vanmorgen, zoo vertelde men mij, werden al de Harderwijksche koeien op de gemeenteweide gebracht. Er moeten er wel 500 zijn. En inderdaad om 6 uur zag ik een boel mannen en vrouwen naar de weide, den zeekant uit, opmarscheeren, met over de schouders een juk waaraan twee emmers voor de melk.

Meld je aan voor de nieuwsbrief