Overslaan en naar de inhoud gaan

Ieder redeneert volgens zijn eigen vermogen.

Dinsdag 25 mei 1915

Staaltjes van gereformeerd redeneren. Een Hollandse dokter die vaccinatiebriefjes na moet, is snel op zijn teentjes getrapt. Ook kolonel De Pauw voelt zich in zijn gezag aangetast. En krantenartikels leiden tot vreemde reacties.

Dinsdag 25 mei 1915

Pinksterdagen. Dezen dag nog vacantie in School A. Ik kom van ’t station terug, waartoe ik B[oudewijn] Speykeboer vergezelde, die mijn brieven aan huis van 25.IV en 2.V in één omslag, met adres van Speyk[eboers] hand en zijn studentenadres, te Utrecht zal bussen. Wij praatten onderweg over een en ander. Hij vertelde dat zijn vader van een erg gereformeerden collega een brief had ontvangen, zeer tegen de geallieerden; hij wenschte ze een flinke davering toe, niet het minst dat Frankrijk, met zijn overspelige moordenaressen, het Rusland van de Knoet, enz. Ik sprak de meening uit dat die immoraliteit van Frankrijk wellicht een overdreven iets was. Speykeboer wees op de achteruitgang in de geboorten. Ja, natuurlijk is er meer zucht naar genot, de levensopvatting is anders, het sexuele is er sterker sprekend. Maar stond dit laatste niet in verband met dingen, die ook Holland denkt te moeten apprecieeren: bijv. fijnere kunst, litteratuur, zelfs mechanische uitvindingen, als, op gebied van vliegkunst bijv. waarbij factoren van minderen moreelen aard: aanstellerij, ongebondenheid, enz. zeker een rol bij spelen. Speykeboers meening was: dat alles is inderdaad zeer complex. Per slot van rekening was een godsdienstige, boersche levenswijze nog te verkiezen dan. Op weg naar de school riep colonel De Pauw mij na: ‘Comment les choses se sont elles passées ce matin à l’école? Le médecin n’était pas content d’après ce que j’ai appris.’ Hij bedoelde het afleveren van bewijzen, dat ’s morgens op de school A, om 10 uur, voor behoeftige personen was gebeurd. De gevaccineerde Belgische kinderen werden daar door hun moeders voorgesteld. De docter Timmers onderzocht ze en teekende de biljetjes. ‘is afdoende gevaccineerd, is voldoende gezond. Bezwaar tegen schoolgaan bestaat niet.’ De docter was zeer boos, Mr Wisse, of geen onderwijzer, of geen lid van de commissie aan te treffen.

Ik stelde mij voor, om ’t noodige te doen, zoo ’t pas gaf, maar de docter was moeilijk te stillen. Ten eerste was er geene lijst van de kinderen, die zich moesten aanbieden. Was dat een gebrek aan orde. En die colonel De Pauw, die had toch niets te verrichten. Hijzelf had zich wel belangeloos ten dienste gesteld. Officieren, wanneer zij hun land hun leven niet meer konden geven, moesten zich dan maar heelemaal op andere wijze ten dienste van hun landgenoten stellen. En nu was er niemand van die commissie aanwezig. Hij voelde zich er sterk door beleedigd. Hij was zoowat overal in ’t buitenland geweest, maar zoo iets was hem nooit overkomen. De commissie had nog wel een en ander tegenover hem goed te maken. O.a. was hij in zijn eigen huis door de Belgen beleedigd geworden. Wie in zijn kabinet komt, moet betalen. Die menschen waren nu wel slecht ingelicht geworden. Maar veel last had hij er toch van gehad. Zij kwamen soms met vader, moeder en drie kinderen. Een kind had hem een bloempot van 30 gulden gebroken. En er was hem in ’t gelaat geslingerd geworden, dat die Hollanders allemaal even groote afzetters waren. Nu, had hij geantwoord, ik vraag u geen cent maar maak u onmiddellijk weg of ik laat u eruit gooien. Ik moest maar aan de heeren van de Commissie zeggen dat de docter erg ontstemd was geweest en zich van heel het boeltje niets meer aantrok. Had hij met Hollanders te doen gehad, hij had geen oogenblik in de school willen blijven.

De docter werd wat vertrouwelijker, heette zich erg zenuwachtig, had wel eens vroeger een professor te Utrecht te pakken gehad, omdat die beledigend was uitgevallen. Officieren zouden hem ook geen kwaad woord hebben mogen toesturen. Nu, militarist was hij helemaal niet, daarom vond hij het maar goed dat Duitschland op zijn donder kreeg; om Italië’s tusschenkomst was hij erg blij.

Zooeven ging ik met een der onderwijzers der school na, welke kinderen nog geen vaccinebewijs (sic) hadden ingeleverd. Ook de kinderen, die elders op school gingen, maar zich voor de Belgische School hadden laten inschrijven, moeten op de leerlingenlijst voorkomen. Kolonel De Pauw wil van de ouders vernemen waarom zij hunne kinderen niet naar de Belgische School zenden. Gisteren, zegde van Cleemputte, scheen hij gebeten, omdat niet iedereen zich in dien zin gedroeg. Hij zou van zijn gezag gebruik maken. Ik geloof dat hier van wege de Commissie antipathie tegen de Hollanders in ’t spel is. Kapitein Ghion hoorde ik daarover aan ’t uitvallen: ‘ces lourdauds ces pitres de Hollandais’  Dat naar aanleiding van een artik[el] in den [Nieuwe] Rotterd[amse Courant] ‘Het leven te Brussel’, waarschijnlijk van de hand van Karel van de Woestijne. Sommigen wijzen op het zedelijk inzakken van sommige karakters in België, schreef v.d.W. Dat artikel scheen mij niet kwetsend. Ghion, die niet eens voldoende Ned[erlands] kent, verzekerde, dat zoo hij dien mijnheer voor zich had: ‘il lui planquerait la main sur la figure’. Die officieren schijnen niet meer redeneeringsvermogen te hebben dan de soldaat die dezen ochtend voor het raam van Wuestman, wijzende op de vetjes, die in het ‘Nieuws van den dag’ de eerste Oostenrijksche aanvallen op de kust en Venetië mededeelden, afgaf op de Duitschgezindheid van dat blad. Maar het moet toch ook melden, voegde hij erbij, ‘dat een Engelsche duikboot 2 Turksche torpedos en 3 transportschepen in de grond boorde’.

Ik ga nu elken dag tusschen 6 en 7 u. naar ’t appel: onder mijn arm breng ik sedert vrijdag avond trouw mijn militair brood naar huis.

Meld je aan voor de nieuwsbrief