Woensdag 31 maart
Gisterennamiddag een onverwacht bezoek: Max Horst, een Hollander, vriend van Tonio, dien ik vroeger te Brussel had leeren kennen, toen hij na voor de 3de maal voor zijn eerste registratie examen gezakt te zijn, ver van huis en bekenden weg, troost en vergetelheid kwam zoeken. Die Horst had vroeger te Harderwijk 7 maand verblijf gehouden. Hij woonde hier in de Bruggestraat. Hij vond het zoo ‘verdomd aardig’: dat wij elkander hier, onder zoo bepaald ongewone omstandigheden, moesten terugvinden. Hij logeerde bij een der broeders Vitringa, den kassier. Wij hadden het wat over Tonio, den oorlog, zijn vroeger verblijf alhier. Hij kan hier nog wel een paar dagen verblijven en trachten een introductiekaart voor het kamp te krijgen. ’s Avonds in het kamp hoorde ik dat de nieuwe permissiekaarten reeds ingetrokken werden. Daar deelde men mij mede, dat ik donderdag op het secretariaat van de ‘nijverheidsschool’ om 8 uur ’s morgens ontboden was: waarschijnlijk met betrekking tot den uurrooster.
De soldaat Deni, wien ik voor maanden 5 fr. leende, gaf ze, nadat zijn vrouw hem bezoek bracht, onder vele dankbetuigingen, weder.
Annez is met zijn verhuis bezig: pak en zak brengt hij over naar het passantenhuis voor mannen. Ik zit nu voorlopig alleen in mijn spreekkamertje. Dezen morgen was ik reeds voor 8 uur buiten ’t kamp. Ik nam den grooten weg, langs de nieuwe kazerne om. Dat was al een tijdje geleden, dat ik langs daar omging. Heel het landschap ziet er reeds anders uit dan voorheen. De zon geeft alles helderder kleuren: het rood der daken, het groen, geel, bruin, nog rood der schildering langs voorgevel en zijwanden der villas en gewone huizen. De boomen hebben hunne knoppen en de kleine takjes vormen als een breed rag, bruin nog, naar het groene overgaand. In de tuinen zijn alle soort van vroege bloemen. Wat hier veel voorkomt zijn bessenstruiken, hele hovekens vol: die zijn ook niet meer knakdroog als voor enkele weken. Zij groeiden op hun kop eerst en wasschen nu naar omhoog. De velden krijgen een uitzicht dat aan onze streken herinneren gaat. Men laat in herfst- en wintermaanden het onkruid hier welig opschieten en nu pas zag men volk op de akkers. De grond wordt omwoeld, de velden afgebakend, de voren getrokken langs straatweg en sloot. Harderwijk krijgt weldra een frisch, bloeiend uitzicht.
Ik hield me dezen voormiddag bezig, na het lezen der kranten, met aanvulling mijner correspondentie.
Hier moest ik mijne correspondentie onderbreken voor het bezoek van Juffer de Lange. Ze vernam het nieuws over Annez. Sprak over de ziekte van Kliest, die haar belette zich te gaan overtuigen of de nieuwe medewerker voor de Commissie, een heer De Clercq, nu uit het kamp mocht. Zij vond het verkeerd van de Vlaamsche Stem nu over kleinigheden te gaan kibbelen; Streuvels’ boek vond zij om menige passage ook verkeerd; met de stelling der Vlaamsche Post voelde zij ook niet mee.
Van Cleemputte, een universitair, kwam als was afgesproken, kijken of ik met hem op bezoek bij den heer Van der Mey meeging. Ook om dat er nog boeken verwacht werden en Max Horst misschien zou komen, stelde ik mij met groeten, die Van Cleemputte zou overbrengen, tevreden. Géna bracht mij intusschen een nieuwe permissie; tot mijn spijt zal ik van dat uurtje meer van 9 tot 10 ’s avonds geen gebruik kunnen maken, want de permissiekaart moet geknipt worden; dat kan enkel gebeuren van ’s middags 12uur af; en ik ben van 8 uur op gang…
Toen Jufrouw de Lange vertrok, was ’t na 4. Ik trok uit, terwijl een der binders in het spreekkamertje de boeken kwam afwachten; buiten ontmoette ik Annez. Hij wist nu waaruit zijn dienst bestond: heelemaal een carotje. Verder fietste ons Robbrecht tegemoet. Die vertelde dat inderdaad de professors van 2 tot 3 gulden zouden ontvangen, dat daarbuiten hunnen soldij met die van de adjudanten-divisiechefs was overeengebracht enz. Ik bleef sceptisch, maar wilde toch mee om de rijsttaart, die we in de Harmonie, met een tas chocolade en een bols (in een limonadeglas) gingen verorberen.
Na mijn terugkomst in de school, deden wij een halfuurtje turnoefeningen. En dan zette ik het schrijven van dezen brief voort [en] verzond ik verscheidene postkaarten.