Overslaan en naar de inhoud gaan

De kerstdagen

Vrijdag 24 december

Hoe Picard kerstavond en kerstdag doorbrengt.

Vrijdag [24 december 1915]

Kerstmisvooravond vond ons met een 17tal vrienden om één tafel in barak 40. Ieder had een gulden gegeven. Van Gastel, Goeder en enkele andere bewoners van barak 40 zouden voor verdere uitvoering zorgen. Om half 10 of iets later gingen we onze plaats innemen. Een kerstboom stond op tafel tegen de wand. De zaal zelf was versierd met dekens als bannieren op houten krukken gehangen, met spreuken enz. Ieder had zijn menu, speciaal toepasselijk door Piot getekend, naar gelang ieder met het vormgeven van een ‘plat’ was belast. De verschillende namen waren op het menu terug te vinden. Cigaretten waren mijn toegewezen specialiteit. Van Gastel zat voor, en had een toespraak, 5 meter lang, die over tafel door V[an] C[leemputte] werd ontrold en afgelezen. Oesters, brood was de inzet, met koffie en witte wijn. Piron, op regiem gesteld, met Peters, bezorgden de drank, die uit inktkokertjes werd gebruikt. Valentin, de ordonnans, waschte de vaten, borden. Gevolg[d] door pistolets met ham en andere charcuterie. Koekebakken (crêpes) sloten ’t eetmaal. De Maegdt had er een touw in gebakken. Ieder moest zingen of boet betalen of iets voordragen. Ik had inderhaast enkele verzen aaneengeknoeid, die ik ten gepasten tijd opdreunen zou. Keltenmeyer had succes. Goeder was oorspronkelijkst in eigen composities. We kregen elk een afschrift.

In het kamp barak 40, bereidt men zich voor op een intiem kerstmisreveillon. Canneel, Couchy, Lappe, Marien, en nog een paar vierden afzonderlijk feest. Toch zouden zij na middernacht bezoek brengen. Wat gebeurde. Goeder zong hen een liedje toe, waarbij ze werden ‘afgekamd’. Zij kreegen ook te hooren wat was voorafgegaan, ook mijn verzen, waarin ze er ook zoo wat van langs kregen. Wij bleven bijeen tot 4 uur, toen vertrokken de eersten. Om 5 uur ging ik wat slapen, niet in mijn barak maar op een stroozak op 8 stoelen die Goeder me tot een bed hielp samen zetten. ’t Was een korte nacht, gauw blies de clairon. Om 9 uur was ik op, liet me scheeren en ging om 10 uur met Richet naar de stad den dag verder doorbrengen.

Ik had in mijn zak mijn kerstcadeautje. Elke deelnemer had het zijne: mijn weegschaaltje werd me overhandigd met een toepasselijk quatrain. En V[an] C[leemputte] kreeg een ratel, Harpigny een popje, Broekman een schip, Doolaeghe een… reisartikel in het land van Cythare.

Vrouw Jansen [de hospita] vond het ongehoord van op die wereldsche wijze Kerstmis te vieren. Toch kreeg ik mijn bakje en de koekjes. Ik bemerkte dat het takje hulst,dat we boven ’t portret van haar zoon, den sergeant, hadden opgehangen, verdwenen was. Dat was wellicht niet ernstig genoeg voor haar godsdienstige en strenge opvatting van het feest van de dag. Ook van kerstboomen, kribbekens enz. wil ze bij deze gelegenheid niets hooren.

De 3de phase nu op 2den kerstdag, omdat de meid toen thuis bleef, had als tooneel het huis van de Staal’s. Om 12 uur zou ik daar wezen. Wat gebeurde. Verwelkoming door mevrouw en de kinderen. Ik zie prenten van de jongens en Verkade-albums. Men wil er een voor mij in orde brengen met zichten van Harderwijk en de Zuiderzeekust. Mijnheer Staal komt dan van boven (heeft veel werk als inspecteur van belastingen, mobilisatieoverwerk, toepassing van nieuwe fiscale wetten, enz.). We zetten ons aan tafel. Brood met vleesch, krentenbrood met koffie, een appel. De jongens hunkeren naar al het lekkere: de kleine ‘verlangde’, zei hij.

We hadden het over Belgische schooltoestanden, de jongens moesten toen even buiten, want ze hebben als speelgenootjes de dochterkens van Col[onel] de Pauw en ze zouden wel overbabbelen. […] We spraken over het zoontje Johan: hij is zoo verward. Hij moest ‘de groene weide’ in ’t Fransch vertalen. De vader had ook al niet veel meer succes dan ikzelf. Toen kloeg deze over de school: een jufr. van 18 jaar voor grootwordende jongens was niet gepast. De schooltoestanden lieten te wenschen over, maar het plaatsje was klein, de bezoldiging gering en liefhebbers van bekwaamheid boden zich niet immer aan. Ik ging met Jo wandelen: we zouden langs den weg de dingen opnemen en er den Franschen naam van leren zeggen. Maar Jo keek naar ’t minst wat er op den weg of er niets voorviel: kijk, mijnheer, die 3 eendjes in ’t water enz. en zocht niet naar de gevraagde vertaling. ’t Begon duister en dreigend te worden en we haastten ons naar huis. […] Mv. Staal en ik babbelden verder. Mv. Staal is lid van de Tuchtunie. We hebben, en de Belgen ook, misschien op dat gebied meer nog dan de Hollanders, van de Duitschers iets te leeren: tucht. […] We dronken een borreltje en rookten een cigaret. De tafel werd opgediend. Een kerstboompje stond in ’t midden, de kaarsjes brandden, een brandde, naar de jonge Ernst opmerkte, iets sneller dan de anderen en werd daarom een Belg genoemd. Waarom, ‘omdat hij zoo snel loopt’. Deze allusie op de interneeringsomstandigheden werd lachend, en bestraffend langs ouderszijde opgenomen. Ook de crème smaakte lekker en een glaasje wijn werd geschonken. De kinderen haalden hun raadselboek uit, later zong mevrouw, ook Fransche herdersliedekens en een Engelsch Iers lied. Mijnheer en ik liepen toen wat langs zee. Terug thuis was het bij 8 uur. Iets later werd er gescheld. Daar was de gemeentesecretaris Mr. Gesner van der Voort met zijn schoonzuster. Ze spreekt moeilijk, heeft iets aan het verhemelte verwittigde me Mv. Staal. Inderdaad, als iemand die een gezwollen keel heeft. Weer koffie met een koekje. Compliment door de dame over mijn ‘Nederlandsch’. Ze wou Krupf in de lucht zien vliegen. Gesner had het over de financiën: van daar toch zou de oplossing komen. De Fransche Emprunt de la Victoire stond er op de markt te Amsterdam toch ook niet zoo schitterend voor. Om 9 uur sloeg het ‘klokje der gehoorzaamheid’ en moest ik weg.

Meld je aan voor de nieuwsbrief