Vrijdag 23 april 1915
Gisteren morgen zou ik mijn eerste toelage als leeraar trekken. Ik dacht tot 9 uur te moeten wachten om naar het divisiebureau te gaan, en was van plan in afwachting met [Joseph] Van Cleemputte naar de kiekenkwekerij te gaan: maar ’t kon niet (V.C. kon slechts ten 9 door vanwege de schildwacht). Te 9 uur kwam ik op ’t bureau niet klaar; we moesten den luitenant wachten en die kwam pas om 10. En om half elf ongeveer kreeg ik dan voor alle toelage, geen 50 cent per dag, ten beginne van 7 dezer, maar 10 cent doorloopend als bibliothecaris. Zoo meende ik het toch, en ik vond het natuurlijk bar, dat waar cumul niet toegelaten was, men het minimum tarief verkoos en niet het maximum. Maar dezen morgen kwam de adjudant-bibliothecaris mij opzoeken in de barak en ik trok een supplement van 6.60 gulden. De binders waren op geen uitbetalingstaat vermeld, de kapitein van IJsseldijk wou eerst den burgemeester over de commissie spreken.
’s Middags kreeg ik opnieuw bezoek van de student in de rechten uit Utrecht Van Vessem. Hij kwam opnieuw naar de tijdschriften hooren. Te Amersfoort had hij met Sterckens gesproken. Sterckens had het niet nodig gevonden een bijzondere kast voor de tijdschriften te laten vervaardigen. De Franschgezinde luitenant Van Stockum had het dan maar zoo gelaten. De boeken in de kast schenen onaangeroerd. Sterckens was voor al[le]s Belgischgezind. Van Vlaamsche beweging op dit oogenblik geen spraak. Gentsche hoogeschool: de vervlaamsching De Raedt was niet noodig; Vlaamsche leergangen waren voldoende. Van Vessem had het verder over de internationale politiek. De entente was hij niet toegedaan. De pers was leugenachtig. Dat was de openbaring van den oorlog: dat dergelijke leugensystematiek en dat de politieke moord ([Koos] Delarey door de Engelschen, misschien ook de Ier [Roger] Casement, en wie [Jean] Jaurès) mogelijk was, als heden moet blijken, had V[an] V[essem] nooit durven denken. Wat zou het lot van Vlaanderen moeten worden? Was die zaak niet enkel door het verstand te beslissen? Kiezen tussen de dood (het uitstervende Frankrijk (1ste halfjaar 1914: - 16.000 inw[oners]) )en Duitschland. Misschien was dat ook de toekomst voor Holland: aansluiting bij Duitschland. Maar waren er niet een hoop flaminganten, voor wie de beweging enkel een tijdverdrijf was, zoodanig dat een te radicale gezondmakende oplossing bijv. hen zou te leur stellen omdat er dan geen Vlaamsche Beweging meer zou zijn? Jacob wou nog eens met België probeeren. Misschien kwam op het oogenblik van vrede wel iemand met de Vlaamsche eisen voor den dag, als conditie. Frankrijk zou trachten in te grijpen later als het kan: wat deed het reeds nu niet:
Een afgekeurd student (door Belgische doctors) wil door Frankrijk naar Bologna. De militaire overheid houdt hem op. Neen, het moest een certificaat van Fransche doctors wezen. Van Vessem had hooren vertellen, dat Frankrijk in Holland een lijst laat opmaken van de Vlaamschgezinden, die daar verblijven. Werd het per slot van rekening geen quaestie van durf te zeggen aan welken kant voor Vlaanderen een oplossing zou te vinden zijn? Is Brussel bij Vlaanderen te rekenen? vraag ik V[an] V[essem]. Liefst niet, antwoordde deze.
Ik bracht V[an] V[essem] bij den huurhouder en hij reed naar het kamp. Later vernam ik door De Keyser dat de tijdschriften (toch grootendeels) gevonden werden. Rolin, zoon van den hoogleraar, werd door de Keyser gevonden in de Harmonie. Van Bedaf is waarschijnlijk thans in Engeland. Claessens liet mij een kaart zien, waarop het inschepen werd aangekondigd. Hector ziet er van af, Belgisch geld naar hier over te sturen, gezien de moeilijkheden van de inwisseling.
Dezen morgen trok ik dus mijne eerste toelage: totaal is die 3.60 + 5.80 = 9.40 gulden. In den loop dezer week kregen wij 2 maal soldij. Tot heden is mijn maandinkomen dus (+ ten beginne van 16 maart tot den dag van mijn optreden als leeraar trok ik slechts 10 cent per dag als bibliothecaris, + dus wat ik van 16 maart tot 1 april aan verdiende als bibliothecaris van de Boekerij A): 11,40 gulden.