Overslaan en naar de inhoud gaan

Bezoek van Edgar Rietjens.

Maandag 22 maart.

De in Nederland studerende Sint-Truienaar Edgar Rietjens komt op bezoek. Hij geeft zijn visie op de oorlogssituatie, het wanbeleid van de Belgische regering en zingt de lof van de activistische 'Vlaamsche Post' ten nadele van 'De Vlaamsche Stem'. En zou Nederland nu toch in de oorlog betrokken raken?

Gisteren kreeg ik bezoek van [Edgard] Rietjens, een St-Truienaar die vroeger te Brussel studeerde en nu te Utrecht aan de Universiteit college loopt. Dat bezoek werd me zaterdagavond per postkaart aangekondigd. Ik kwam, ten gevolge van verkeerde inlichting, te laat aan den trein. Ik trek naar mijne school, en een uur later stond daar mijn man.
Misschien zou ook Derk Hoek medegekomen zijn, meldde de kaart. Maar Rietjens was alleen; ’s namiddags kwam nog een tweede Belgische Utrechtenaar, ook een vriend van Leo [Picard], een genaamde Bal van Berchem. Wij gingen met nog twee andere universitairen (De Keyser en Robbrecht) in de Harmonie dineeren. Flinke zon; zicht op de zee. We zaten er niet slecht. Ook een diner moet hier zijn tijd hebben; we dronken dan een glas porto in afwachting en een tas koffie na het maal.
Rietjens had het over Utrecht, over zijn verblijf bij ’t leger gedurende enkele weken als vrijwilliger; te Ramscapelle werd hij afgekeurd: hij had zich den voet verstuikt en zijn trommelvliezen waren gesprongen!

[zaterdag 27 maart]
Hij kritikeerde scherp – dat is gewoonte bij hem – de leiding van den oorlog in België, de inrichting van de verplegingsdienst, enz. Te Oostende zocht hij urenlang om gekwetsten wat voedsel te kunnen aanbrengen. De kursaal was ingericht als Engelsch militair hospitaal: men wilde er geen enkelen gewonden Belg in opnemen. Zijn stokpaardje was echter: afbreken van De Vlaamsche Stem, reclaam maken voor De Vlaamsche Post. De Vlaamsche Stem zou geen maand meer verschijnen, financieel is het een fiasco (men blijft ver van het noodige kapitaal); er wordt op 5000 exemplaren gedrukt, waarvan de helft aan de man wordt gebracht. André de Ridder en de jonge Opdebeek zitten voortdurend alleen op de redactiekamer. Menschen die van bij de stichting waren als Eggen kregen er genoeg van. Het is nu vooral te doen om een staatssubsidie los te krijgen, evenals L’Echo Belge enIndépendance. Maar de Regeering geeft niets. Eggen ging tweemaal naar Le Havre en bracht… 6 abonnementen mee. Dat legt uit waarom het in alles de regeeringspolitiek verdedigt, de Echo Belge een zusterorgaan noemt, enz.
De Vlaamsche Post ging goed; zou eerlang door een agentie door heel Holland worden verspreid. Dan was de Vlaamsche Stem kapot. Het stuk in de Post over de Stem was vanFons Sevens, verbeterd door P[aul] Frédéricq. De radicale flaminganten te Brussel en elders ontvangen in hun brievenbus schier elken dag doodsbedreigingen. Fons Van Roy schrijft de rechtelijke bijdragen in den Post. De Post onderscheidt zich van andere in Vlaanderen verschijnende kranten door dit ééne: dat het vrij per post het land door en over de grenzen mag verzonden worden.
Over de politieke aangelegenheden vertelde Rietjens ook zijn woordje. Misschien wellicht was hij enkel de echo van hier of daar vernomen meeningen. Oh! de Duitschers waren er nog niet uit, uit België! En niemand kan zeggen welke eventualiteiten zich in geval van vrede konden voordoen. Als Hugo Verriest zou hij ook wel vreesen dat, blijft België gaaf als vroeger, er van heel de Vlaamsche Beweeging niet veel meer terecht zou komen. Maar wellicht konden de omstandigheden voor België groote wijzigingen aanbrengen. Engeland, wanneer het de vrede dikteert, kan heel gemakkelijk Vlaanderen bij Holland inlijven, want wat gaf het Engeland of er één dan wel twee bufferstaten tegen over Duitschland gingen liggen. Duitschland, wanneer het overwint – (dat was een andere oplossing) zou idem Vlaanderen en Holland één maken, Fransch Vlaanderen er aan toevoegen, de provincie Henegouwen in ruil aan Frankrijk geven en zelf tot aan de Maas blijven nestelen. Met het oog op die oplossing juist was het maar goed dat de radicale Flaminganten zich niet onbetuigd lieten, om de Duitschers ervan te overtuigen dat het met hunnen Nederlandschgezindheid inderdaad ernst was.
Over de rede van Van Cauwelaert liet Rietjens zich nogal luchtigjes uit. Het was in de kaart komen spelen van de Regeering. Rietjens was in het debat opgetreden, zijn gebrek aan betrouwen in de bewindsmannen had hij uitgesproken, enz.
Rietjens zou mij een volledig stel Vlaamsche Posten toe zenden. Hij beloofde ook de tijdschriften (een 50tal) voor de leeszaal.
Om 6 1/2 vertrokken de 2 Utrechtenaars. Zij beloofden dat zij hun best zouden doen om De Keyser en mij te doen uitnoodigen om te Utrecht te spreken. Zoo zouden wij wellicht permissie krijgen om eens uit te trekken. Wij zullen sceptisch afwachten wat daar van komt.
De Vlaamsche Stem bevatte, overgenomen uit de Vlaamsche Post een brief van Leo aan ’t adres van Deswarte. Deswarte’s antwoord is scherp: Hij en de Stem verbinden de Vlaamsche Beweging aan het staatkundige België. Zij willen niet horen van wie maar eenige Duitsche sympathie laat blijken (zie krant).
‘La Belgique’ en ‘L’Echo Belge’ deelden het verschijnen van de Duitschgezinde Post te Gent mede, en voegden er de veroordeling aan toe die Meert en Co over de krant hadden uitgesproken. De Echo heeft de Minnaerts en Picard’s rendez-vous voor later. ’Ils ne s’en tireront pas ceux-là avec une pirouette.’ Al die dingen bekommeren mij en ik ben nog niet tot een persoonlijke, goed afgeteekende opinie gekomen: toch denk ik met Leo’s ijver niet te kunnen instemmen. In het begin der volgende week neem ik die zaken ter harte: ik geloof dat er onder dat alles, al wordt het niet duidelijk gezegd, beslist Duitschgezindheid schuilt. Onder de tegenwoordige omstandigheden, kan daar toch niemand mede instemmen. Naar ik vernam werd Minnaert buiten het Atheneum gezet. P[aul] Fredericq zit in den bestuursraad.

Ik kocht de twee eerste bundels van Stijn Streuvels Oorlogsdagboek. N°1 las ik. Ik wil het herlezen en er mij een meening trachten over te vormen. In ons A.N.V. takje zaler eene discussie over gebeuren. Ik kan Streuvels geen ongelijk geven van te schrijven, wat hij gezien en gevoeld heeft, maar daar hij om verschillende dingen zeker met de groote massa der intellectueele Belgen moest in botsing komen (alhoewel vele verontwaardiging daaromtrent wel valsch zal zijn of in werkelijk niet zoo diep gaat als ze zich wel voordoen), had hij beter gedaan te zwijgen tot later: het was kiescher gehandeld. Gaf hij juist reeds van heden af niet uit, ter wille van het smeer? Antwoord op uitgeversverlokkingen? Ook August Monet had het tegen Streuvels, en de ‘heertjes’ Minnaert en Picard. Ik bewaar al die dingen.

We ruimden ons spreekkamertje wat op en kaften en plakten boeken. Tusschenin las ik de kranten. Reeds gisteren hoorden wij op onze wandeling het geval van de [torpedering van het Nederlandse stoomschip] Medea. Maar iets dramatischer nog dan het in werkelijkheid was toegegaan. Een onderofficier per fiets die van ’t kamp kwam, had daar vernomen, dat de generaal-depotkommandant om 1 uur een telegram had ontvangen, waarin werd medegedeeld: ‘que les Allemands avaient fait sauter un navire hollandais devant Amsterdam.’ Devant Amsterdam was het nu wel niet gebeurd. Maar toch: misschien komen daar enige gevolgen uit voort, is daar voor Holland oorlog mede gemoeid en gaan wij, geïnterneerden, opnieuw het geweer dragen, misschien gebruiken. De toestand wordt ook naar waarde geschat door wie ons over het geval spreekt (o.a. Mr. Wisse). Gisterenavond legde ik reeds alle mijne papieren hier, enz. bijeen. Het kon weleens gebeuren dat wij ’s morgens ’t kamp niet uitmochten; dan konden wij Jufr. de Lange bijv. uitnoodigen om voor onze zaken zorg te dragen. Vandaag vertelde zelfs een der binders, dat hij dezen namiddag had vernomen, hoe in de verschillende barakken in het kamp men was gaan navraag doen, om te weten wie wapenmaker van beroep was.

Meld je aan voor de nieuwsbrief